Beantwoording feitelijke vragen Jaarverslag en slotwet 2017 alsmede ARK-verantwoordingsonderzoek en antwoorden V-100 over het jaarverslag 2017

Hieronder vindt u de antwoorden op de Kamervragen over de verantwoordingsstukken van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De verantwoordingsstukken betreffen het Jaarverslag 2017, de Slotwet 2017 en het bijbehorende verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer. Daarnaast ontvangt u de antwoorden op de vragen over het jaarverslag van de zogenoemde V-100. Drie vragen van de V-100 die exclusief onder de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vallen, hebben wij doorgeleid.

Selectie kinderopvangtoeslag

Jaarverslag 2017

Vraag 120
Kunnen de kosten van DUO worden uitgesplitst in een deel dat te maken heeft met de nieuwe financieringssystematiek en overig voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 uit tabel 4.7.1? Hoeveel kosten zijn er gemaakt voor de ontwikkeling van het systeem voor de nieuwe financieringssystematiek?

Antwoord 120
Meer dan de helft van de kosten van DUO ten behoeve van directe financiering zijn gemaakt voor de uitwerking van processen en systemen (ongeveer 63%). De overige kosten van DUO betreffen werkzaamheden rondom het Landelijke Register Kinderopvang (LRK) en continue screening fase 1 en 2.

DUO Realisatie 2013 Realisatie 2014 Realisatie 2015 Realisatie 2016 Realisatie 2017
Directe Financiering (DF) 0 1.950 5.893 7.034
Overig 5.422 7.149 6.480 7.381
Totaal 5.422 9.099 12.373 14.415

Bedragen x € 1.000.

Vraag 121
Wat is de reden dat er €8.253.000 minder is uitgegeven aan DUO dan begroot in 2017? Wanneer is het besluit genomen om te stoppen met DUO voor wat betreft het nieuwe systeem voor de nieuwe financieringssystematiek? Waarom wordt dit niet in het jaarverslag gemeld?

Antwoord 121
Het besluit om te stoppen met de ontwikkeling van de directe financiering bij DUO is genomen in 2018. Het jaarverslag ziet op 2017. De gevolgen van het stoppen zijn derhalve onderdeel van het Jaarverslag 2018.

De reden dat er in 2017 minder is uitgegeven dan begroot is omdat DUO een ander (lager) bedrag bleek nodig te hebben voor uitwerking van het systeem voor de nieuwe financieringssystematiek. DUO brengt namelijk op basis van nacalculatie de werkelijke kosten in rekening. Voor 2017 heeft DUO meer intern personeel ingezet om activiteiten uit te voeren ten opzichte van wat initieel was opgenomen in de offertes. Ook zijn bepaalde activiteiten, in lijn met de voortgang van het wetstraject, in de tijd naar achteren geschoven. Daarnaast is in 2017 door DUO slechts zeer beperkt aanspraak gemaakt op het tolerantiebudget voor het kunnen opvangen van tegenvallers.

Vraag 122
Hoeveel procent van de ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen, moet jaarlijks terugbetalen omdat ze teveel hebben ontvangen?

Antwoord 122
Over het toeslagjaar 2015 heeft bij het toekennen van de definitieve toeslag 44% van de ouders (207.000) een deel van het verkregen voorschot moeten terugbetalen. 13% van alle ouders wordt geconfronteerd met een terugvordering van meer dan € 500.

Voor het toeslagjaar 2016 zijn de cijfers vergelijkbaar. Ultimo 2017 was 78% van de kinderopvangtoeslagen definitief toegekend. Daarvan moest 44% van de ouders terugbetalen. 11% van alle ouders worden geconfronteerd met een terugvordering van meer dan €500.

Vraag 123
Welke gedragseffecten liggen ten grondslag aan het grotere gebruik van de kinderopvangtoeslag door ouders?

Antwoord 123
In 2017 is 200 miljoen geïntensiveerd in de kinderopvangtoeslag. Dit leidt tot een stijging van het gebruik van kinderopvang; dit is het hier bedoelde gedragseffect. Bij het ramen van de impact van de intensivering is de omvang van het gedragseffect ingeschat. De realisaties over 2017 laten een grotere toename van het gebruik van kinderopvang zien dan verwacht.

Vraag 153
Hoe kan, gegeven de sterke economische groei, het zeer grote verschil verklaard worden tussen de geraamde koopkrachtgroei voor 2017 (mediaan 0,3%) en de overwegend negatieve feitelijke ontwikkeling van de koopkracht van werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden (realisatie Jaarverslag)?

Antwoord 153
Bij het publiceren van de begroting 2017, op Prinsjesdag 2016, werd geraamd dat de totale mediane koopkrachtontwikkeling in 2017 uit zou komen op 1%. De gerealiseerde mediane koopkrachtstijging over 2017 is 0,3%. Het verschil tussen raming en realisatie voor de voorbeeldhuishoudens bedraagt grosso modo hetzelfde als bij de totale mediane koopkrachtontwikkeling. Het verschil tussen raming en realisatie is te verklaren door een hoger dan verwachte inflatie en een hoger vastgestelde nominale zorgpremie.

Het verschil tussen de voorbeeldhuishoudens en de mediane koopkrachtontwikkeling is te verklaren door het feit dat bij de voorbeeldhuishoudens alleen generieke regelingen worden meegenomen die voor iedereen gelden. De woonsituatie blijft buiten beschouwing in de koopkrachtplaatjes van de voorbeeldhuishoudens evenals vermogen en kinderopvang. Bij de berekening van de mediane koopkracht wordt dit wel meegenomen. In 2017 zijn de huurtoeslag en kinderopvangtoeslag flink verhoogd. Dit is wel terug te zien in de mediane koopkracht, maar niet bij de voorbeeldhuishoudens.

——————————

Verantwoording Algemene Rekenkamer

Vraag 2
Kunnen de lagere uitgaven en verplichtingen bij het artikel kinderopvang worden verklaard doordat mensen een hoger inkomen hadden gedurende het jaar dan zij van tevoren inschatten en is deze afwijking dus afhankelijk van de conjunctuur?

Antwoord 2
De lagere uitgaven en verplichtingen bij het artikel kinderopvang hangen deels samen met de conjunctuur. Het recht op kinderopvangtoeslag is in 2017 gestegen. Het recht op kinderopvangtoeslag wordt verlaagd doordat mensen in een hoogconjunctuur veelal een hoger inkomen hebben en dus (mogelijk) minder recht op kinderopvangtoeslag. Daar staat echter een ander (groter) effect tegenover. In een hoogconjunctuur neemt de arbeidsparticipatie van ouders (zowel het aantal werkende ouders als het aantal gewerkte uren per ouder) toe. Dit vergroot het gebruik van kinderopvang.

De meevaller bij Slotwet is een kaseffect. Dit effect is ontstaan doordat voorschot en definitieve toekenning over 2017 beter bij elkaar aansluiten. Dit leidt tot lagere uitgaven in 2017, maar daartegenover staat dat de verwachte terugbetalingen in aankomende jaren dus ook lager zullen zijn dan verwacht. Daarnaast zijn de nabetalingen kinderopvangtoeslag over eerdere toeslagjaren lager uitgevallen dan eerder was verwacht. De genoemde kaseffecten hangen in beperkte mate samen met de conjunctuur. De lagere nabetalingen hebben bijvoorbeeld vooral betrekking op toeslagjaren 2014 en 2015, toen er nog geen sprake was van een hoogconjunctuur.