Cijfers kinderopvang derde kwartaal 2018

1. Gebruik kinderopvangtoeslag

In het derde kwartaal van 2018 maakten gemiddeld 782.000 kinderen gebruik van kinderopvang met kinderopvangtoeslag. Tabel 1 laat zien dat er 323.000 kinderen naar de dagopvang gingen en 368.000 kinderen naar de buitenschoolse opvang. Er gingen in totaal 114.000 kinderen naar de gastouderopvang. Ten opzichte van het vorige kwartaal is het gebruik van kinderopvang afgenomen, maar dit is een gebruikelijke daling die samenhangt met het seizoenseffect van de zomervakantie. In vergelijking met het derde kwartaal vorig jaar is het aantal kinderen dat naar de kinderopvang ging gestegen met 58.000 kinderen.

Het gemiddelde aantal uren opvang per kind per maand is in het derde kwartaal gestegen naar 58,2 uur. Ten opzichte van het vorige kwartaal is het gemiddelde aantal uren opvang bij de dagopvang en buitenschoolse opvang het sterkst gestegen met respectievelijk 1,4 en 0,5 uur. Waarschijnlijk hangt dit ook samen met het hierboven genoemde seizoenseffect.

Tabel 1: Gemiddelde aantallen met kinderopvangtoeslag

2014

2015

2016

Kw. 2

2017

Kw. 3 2017

geheel

2017

Kw. 2 2018

Kw. 3 2018

Aantal kinderen (x 1000)

Totaal

3

621

631

672

732

724

730

794

782

Kinderdagcentra

250

250

265

293

289

293

329

323

Buitenschoolse opvang

277

286

308

339

337

339

370

368

Gastouderopvang 0- t/m 3-jarigen

55

58

62

66

64

65

66

64

Gastouderopvang 4- tot 12-jarigen

51

51

53

55

53

53

53

50

Uren per kind per maand

Totaal

59,3

57,3

56,8

57,3

57,9

57,6

57,6

58,2

Kinderdagcentra

83,8

80,9

79,6

79,5

80,4

79,9

78,4

79,8

Buitenschoolse opvang

36,3

35,5

35,7

36,3

36,8

36,6

36,7

37,2

Gastouderopvang 0- t/m 3-jarigen

66,5

65,0

65,2

65,8

66,1

66,0

66,5

66,4

Gastouderopvang 4- tot 12-jarigen

41,7

39,8

38,8

37,9

38,3

38,1

37,1

37,2

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld oktober 2018, bewerking Ministerie van SZW

2. Netto arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen

In tabellen 2 en 3 is de netto arbeidsparticipatie van respectievelijk vrouwen en mannen uitgesplitst. De netto arbeidsparticipatie van alle vrouwen is in het derde kwartaal gestegen, zowel ten opzichte van het vorige kwartaal als ten opzichte van het derde kwartaal van 2017. De arbeidsparticipatie van alleenstaande moeders is met 2%-punt het op een na hardst gegroeid. De netto arbeidsparticipatie van vrouwen tussen de 25 en 35 is gestegen naar 83,5% en blijft daarmee het hoogst onder vrouwen.

Tabel 2. Netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kw. 2

2017

Kw. 3 2017

Kw. 2 2018

Kw. 3 2018

Vrouwen 15-74

61,3

60,6

59,6

60,3

60,9

61,9

61,7

62,3

63,0

63,7

Vrouwen 25-34

80,8

79,4

79,0

79,6

79,9

80,2

80,2

80,3

81,3

83,5

Vrouwen 35-44

77,8

78,1

76,7

77,0

77,6

78,4

78,1

78,5

79,8

80,2

Moeders (lid van ouderpaar)

77,1

76,4

75,9

76,7

77,6

78,5

78,9

78,4

79,1

79,2

Alleenstaande moeders

64,3

63,2

59,6

59,5

62,2

63,1

61,7

62,7

65,1

67,1

Moeders met jonge kinderen (0-11)

76,6

75,6

74,5

75,9

76,5

77,2

77,1

77,2

77,6

78,3

Bron: CBS

De netto arbeidsparticipatie van mannen is ook bij iedere categorie gestegen. De netto arbeidsparticipatie van vaders met jonge kinderen is gestegen met 0,5%-punt ten opzichte van een kwartaal eerder. Zij hebben daarmee de hoogste arbeidsparticipatie van alle mannen van 94,4%.

Tabel 3. Netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kw. 2

2017

Kw. 3 2017

Kw. 2 2018

Kw. 3 2018

Mannen 15-74

71,5

70,2

70,1

70,4

70,8

71,5

71,3

71,8

72,3

72,8

Mannen 25-34

88,8

86,0

86,3

86,6

87,2

87,7

87,9

88,0

88,2

88,9

Mannen 35-44

90,7

88,1

88,3

89,1

89,4

89,8

89,9

89,6

90,1

90,2

Vaders (lid van ouderpaar)

91,2

89,6

90,1

90,4

90,8

91,2

91,1

91,4

91,7

92,0

Alleenstaande vaders

76,8

74,7

76,1

75,5

76,3

73,8

74,2

73,5

75,3

77,3

Vaders met jonge kinderen (0-11)

93,9

91,7

92,4

93,0

93,3

93,5

93,0

93,9

93,9

94,4

Bron: CBS

Tabel 4 toont de ontwikkeling in het aantal gewerkte uren per week van vrouwen en moeders . Het gemiddelde aantal gewerkte uren van moeders is vrij stabiel. In het derde kwartaal werkten zij gemiddeld 26,6 uur per week, 0,1 uur meer dan in het tweede kwartaal van 2018. Vrouwen tussen de 15 en 75 zijn gemiddeld 0,5 uur meer gaan werken per week.

Tabel 4. Ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Kw. 2

2017

Kw. 3 2017

Kw. 2 2018

Kw. 3 2018

Vrouwen 15-74

25,4

25,3

25,3

25,3

25,6

25,9

25,8

26,0

25,9

26,4

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

24,6

24,8

25,2

25,5

25,8

26,4

26,5

26,5

26,5

26,6

Bron: CBS

3. De ontwikkeling van de gemiddelde uurprijs

Tabel 5 geeft de ontwikkeling weer van de tarieven in de kinderopvang en het verschil met de maximum uurprijs. Het gemiddelde uurtarief van de buitenschoolse opvang ligt € 0,20 (2,9%) boven de maximum uurprijs. De gemiddelde uurtarieven van de dagopvang en gastouderopvang liggen op of licht onder de maximum uurprijs. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal zijn de gemiddelde uurtarieven van alle opvangsoorten gestegen met zo’n € 0,02.

Tabel 5: ontwikkeling gemiddelde uurprijs (in €)

2014

2015

2016

2017

Kw. 2 2018

Kw. 3 2018

Gemiddelde

uurprijzen voor maximering

Dagopvang

6,71

6,87

6,99

7,18

7,38

7,40

Buitenschoolse opvang

6,61

6,74

6,84

6,98

7,13

7,15

0- t/m 3-jarigen gastouderopvang

5,51

5,64

5,69

5,82

5,89

5,91

4- tot 12-jarigen gastouderopvang

5,46

5,62

5,67

5,82

5,89

5,91

Maximum uurprijzen

Dagopvang

6,70

6,84

6,89

7,18

7,45

7,45

Buitenschoolse opvang

6,25

6,38

6,42

6,69

6,95

6,95

0- t/m 3-jarigen gastouderopvang

5,37

5,48

5,52

5,75

5,91

5,91

4- tot 12-jarigen gastouderopvang

5,37

5,48

5,52

5,75

5,91

5,91

Relatief verschil gemiddelde t.o.v. maximum uurprijzen

Dagopvang

0,2%

0,4%

1,4%

0,0%

-0,9%

-0,6%

Buitenschoolse opvang

5,7%

5,6%

6,5%

4,4%

2,6%

2,9%

0- t/m 3-jarigen gastouderopvang

2,6%

2,9%

3,1%

1,3%

-0,3%

-0,1%

4- tot 12-jarigen gastouderopvang

1,7%

2,5%

2,7%

1,3%

-0,3%

0,0%

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld oktober 2018, bewerking SZW

4. Aanbod kinderopvang

In tabel 6 is het aantal kinderopvanglocaties terug te vinden. Het aantal dagopvanglocaties is gestegen met 28 in het afgelopen kwartaal. De groei van het aantal locaties in de buitenschoolse opvang zet gestaag door en is het afgelopen kwartaal gegroeid met 152 locaties. Het aantal gastouders is verder gedaald. Ten opzichte van het vorige kwartaal bedraagt de netto afname 1.144.

Tabel 6: aantal kinderopvang- en gastouderlocaties

Jan. 2015

Jan. 2016

Jan. 2017

April

2017

Juli 2017

Okt. 2017

Jan.

2018

Apr. 2018

Juli

2018

Okt. 2018

Dagopvang

6.446

6.731

7.499

7.545

7.643

7.805

9.029

8.997

9.004

9.032

BSO

6.336

6.418

6.648

6.670

6.733

6.877

6.894

6.910

6.955

7.107

Gastouders

36.807

34.504

33.585

33.371

32.977

31.753

31.447

30.659

30.009

28.865

Bron: DUO rapportage Landelijk Register Kinderopvang

5. Regionale spreiding

In tabel 7 is het relatieve verschil tussen het gemiddelde uurtarief en de maximum uurprijs uitgesplitst naar regio. De resultaten komen overeen met de resultaten van de eerste twee kwartaalrapportages. Als een regio een hogere mate van stedelijkheid kent, worden er hogere uurtarieven gevraagd bij alle opvangsoorten. Het verschil tussen de zeer stedelijke en nietstedelijke regio’s ligt tussen de 3,1%-punt en 4,3%-punt.

Tabel 7: regionale uitsplitsing relatief verschil gemiddelde t.o.v. maximum uurprijzen

Dagopvang

Buitenschoolse opvang

Gastouderopvang

Sep.

2015

Sep.

2016

Sep.

2017

Sep.

2018

Sep.

2015

Sep.

2016

Sep.

2017

Sep.

2018

Sep.

2015

Sep.

2016

Sep.

2017

Sep.

2018

Landelijk

0,7%

1,6%

0,3%

-0,3%

5,8%

6,7%

4,7%

3,2%

3,1%

3,2%

1,6%

0,3%

Regio

10

1

2,0%

3,1%

1,8%

1,2%

6,2%

7,4%

5,4%

4,0%

4,5%

5,4%

3,7%

3,3%

2

0,8%

1,8%

0,4%

-0,4%

6,1%

6,8%

4,8%

3,2%

3,0%

3,2%

1,6%

0,1%

3

0,1%

1,0%

-0,3%

-1,1%

5,8%

6,7%

4,7%

3,2%

3,3%

3,4%

2,0%

0,7%

4

-0,4%

0,6%

-0,7%

-1,3%

5,8%

6,6%

4,3%

2,8%

2,4%

2,4%

0,7%

-0,8%

5

-1,5%

-0,6%

-1,8%

-2,3%

3,1%

4,0%

2,1%

0,9%

2,6%

2,6%

0,7%

-1,0%

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld oktober 2018, bewerking SZW

De ontwikkeling van de gemiddelde uurtarieven is uitgesplitst in tabel 8. Voor de dagopvang en buitenschoolse opvang gaan de uurtarieven in stedelijke en niet-stedelijke regio’s gelijk op. Voor de gastouderopvang stijgen de uurtarieven tussen september 2017 en september 2018 harder in de stedelijke regio’s dan de tarieven in de niet-stedelijke regio’s.

Tabel 8: regionale uitsplitsing ontwikkelingen gemiddelde uurprijs voor maximering t.o.v. voorgaande jaar (in €)

Dagopvang

Buitenschoolse opvang

Gastouderopvang

Sep.

2016

Sep.

2017

Sep.

2018

Sep.

2016

Sep.

2017

Sep.

2018

Sep.

2016

Sep.

2017

Sep.

2018

Landelijk

1,7%

2,8%

3,1%

1,5%

2,2%

2,4%

0,9%

2,5%

1,4%

Regio

9

1

1,8%

2,9%

3,2%

1,7%

2,3%

2,5%

1,5%

2,5%

2,4%

2

1,7%

2,8%

3,0%

1,3%

2,2%

2,3%

0,9%

2,6%

1,2%

3

1,7%

2,8%

3,0%

1,5%

2,2%

2,4%

0,8%

2,7%

1,5%

4

1,8%

2,8%

3,1%

1,4%

2,0%

2,4%

0,8%

2,4%

1,3%

5

1,6%

3,0%

3,2%

1,5%

2,3%

2,7%

0,7%

2,2%

1,1%

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld oktober 2018, bewerking SZW