Conceptverslag AO kinderopvang d.d. 13.12.2018

Toelichting:

Tweede Kamerlid Kwint (SP) heeft een afrondend debat (VAO) aangevraagd dat zal plaatsvinden in januari 2019. Tijdens dit debat kunnen Kamerleden moties indienen. Staatssecretaris Van Ark heeft de volgende toezeggingen gedaan:> De staatssecretaris informeert de Kamer over de eerste resultaten van het monitoren van de uurprijzen (mei 2019).> Het wetsvoorstel opc’s gaat in de eerste helft van 2019 in internetconsultatie en wordt rond de zomer naar de Kamer gestuurd.> De staatssecretaris blijft actief toezien op ontwikkeling personeeltekorten.> In mei 2019 informeert de staatssecretaris de Kamer over de uitval van peuters (n.a.v. verschil tussen onderzoeken van Buitenhek en Sociaal Werk Nederland).> De staatssecretaris informeert de Kamer separaat over de doelstellingen van het verbetertraject kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst.> In het najaar van 2019 ontvangt de Kamer de resultaten van de uitwerking van de eerdere motie van de PVV omtrent de terugkijktermijn. > De Kamer wordt in Q2 2019 geïnformeerd over het gesprek met de kinderopvangbranche over aandacht voor kindermishandeling in opleidingen.


Uitgelicht:

De volgende selecties zijn toegevoegd aan dit bericht:
– Wet IKK i.r.t. tarieven

– Antwoorden staatssecretaris Van Ark op de volgende dossiers:
> apart tarief babyopvang
> verbetertraject toeslagen kinderopvang Belastingdienst
> private investeerders
> Integrale kindcentra / basisvoorziening / samenwerking kinderopvang en onderwijs / vve
> vraaguitval (kwetsbare) peuters
> intensivering GGD toezicht (gastouderopvang)
> aanpassing curriculum signalering kindermishandeling

– Toezeggingen


De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben op 13 december 2018 overleg gevoerd met mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over: kinderopvang

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Gijs van Dijk, Kwint, Edgar Mulder, Nijkerken-de Haan, Peters, Raemakers en Westerveld,
en mevrouw Van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

————————————————————

Selectie Wet IKK i.r.t. tarieven

De heer Kwint (SP):
Daarnaast en ten slotte is het kabinet er ongeveer als enige van overtuigd dat de aanpassing van de maximumuurprijs op dit moment voldoende is. Wij horen andere geluiden. Nu zal het u niet verbazen dat de SP niet de eerste partij is om zomaar zonder slag of stoot ondernemers er extra geld bij te geven, maar het moet wel te doen zijn. Is de staatssecretaris bereid om bij te springen als er echt een tekort blijft, zoals deze ondernemers aangeven? Wil ze ook nog eens een keer goed naar de rekentool kijken? Wij horen hier wel heel erg veel klachten over. Bijna iedereen is verbaasd over de uitkomst en bijna iedereen komt hoger uit dan ze verwacht hadden, terwijl de regels toch vrij duidelijk waren. Ik ben benieuwd.

(…)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Wij hebben het al vaker gehad over de uurtarieven. Kan de staatssecretaris reageren op het bericht van de NOS dat uurprijzen gemiddeld 8% stijgen en boven het fiscaal maximum uit komen? Is zij bereid om een apart tarief per leeftijdscategorie in te voeren? Daar vroeg collega Raemakers van D66 ook naar, dus ik sluit me graag aan bij die vragen.

(…)

De heer Peters (CDA):
Dan de resultaten en de vervolgstappen van de verschillenanalyse beroepskracht- kindratio. Volgens de Brancheorganisatie Kinderopvang sluiten de gehanteerde ramingen van de kosten niet aan bij de praktijk. Nou ben ik altijd wel benieuwd hoe de kinderopvang dit berekent. Ik ga dat ook weleens vragen. Ik ben geen rekenwonder maar ik heb wel tien vingers, en het is echt krap. Het beeld dat het niet zou kloppen krijg ik, samen met de SP, ook op meerdere plekken. Graag een reactie van de staatssecretaris.

(…)

De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter. Ten slotte de uurprijs. Die is met name voor lagere inkomens een probleem. Het tarief ligt nu vaak boven het maximaal te vergoeden uurtarief. Is de staatssecretaris bereid om deze prijzen en de ontwikkeling hiervan te monitoren, met name voor de lagere inkomens? Kan ze ons daar voor juli over informeren?

(…)

Mevrouw Nijkerken-de Haan (VVD):
In de afgelopen periode hebben we de kwaliteitseisen verder aangescherpt met de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang. De laatste aanscherpingen gaan over een paar weken in, op 1 januari 2019. Al tijdens de wetsbehandeling heeft de VVD zich kritisch geuit over de mogelijke financiële gevolgen van deze wet voor ouders en aanbieders van kinderopvang. Daarbij vonden wij ook de invoeringstermijn erg krap. Uiteindelijk hebben we besloten om die invoeringstermijn op te delen in twee delen, waardoor kinderdagverblijven een jaar langer de tijd hebben gekregen om te voldoen aan nieuwe eisen. Tegenover die aanscherping van die kwaliteitseisen staat ook een verhoging van het maximaal te vergoeden uurtarief. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel kinderdagverblijven met dit uurtarief uitkomen? Het uitgangspunt is immers altijd geweest dat met het maximum vastgestelde tarief 80% van de opvang bekostigd moet kunnen worden, ook en met name om de toegankelijkheid voor alle ouders te kunnen waarborgen. Kan de staatssecretaris toezeggen de Kamer hierover te informeren? Ik weet niet of die gegevens nu al bekend zijn, maar misschien kan zij erop ingaan dan wel ons er later over informeren.

(…)

Staatssecretaris Van Ark:
Dat gaat over kwaliteit. Er zijn ook veel vragen over de uurprijzen, die een directe relatie hebben met de kwaliteitseisen die we hebben geschetst. De heer Peters vroeg wat ik vond van de signalen van ondernemers dat de uurtarieven in 2019 boven de maximumuurprijs uitkomen. Mevrouw Nijkerken en mevrouw Westerveld vroegen ook naar de uurtarieven. Ik heb inderdaad ook nieuwsberichten gezien over de uurtarieven in de kinderopvang. We hebben er zelf ook onderzoek naar gedaan.

Ik ben me ervan bewust dat een verhoging van de kwaliteit geld kost. Daarom hebben we ook de maximumuurprijs voor de dagopvang in 2019 verhoogd. Ik heb er vertrouwen in dat deze verhoging, gemiddeld genomen, ruim voldoende is om de hogere kosten die organisaties maken te compenseren.

Omdat dit een directe relatie heeft met de toegankelijkheid van de kinderopvang, heb ik ook eerder aangegeven, en dat herhaal ik graag, dat ik de ontwikkeling van de uurtarieven in de praktijk goed blijf monitoren. Het is een marktsector — daarover hebben we net ook al even een debatje gehad — dus het komt voor dat organisaties een tarief vragen dat afwijkt van de maximumuurprijs. Ook nu al zijn er organisaties die een hoger tarief vragen, bijvoorbeeld omdat zij extra diensten of faciliteiten bieden, maar er zijn ook organisaties die onder de maximumuurprijs zitten. Bij de dagopvang van ondernemers hanteert bijna 60% een tarief op of onder de maximumuurprijs. Bij de bso hanteert 38% een uurtarief onder of op het maximum waarmee je in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag. Er wordt 248 miljoen in geïnvesteerd; ook voor betaalbaarheid van de kinderopvang voor ouders en om de arbeidsparticipatie te stimuleren. Ik wil blijven monitoren of de uurtarieven zich goed ontwikkelen. Ik zeg de Kamer toe dat ik de eerste overzichten daarvan, over het eerste kwartaal, in mei verwacht. Dat is ook een moment om te kijken of dat inderdaad zo loopt.

Verschillende Kamerleden hebben aangegeven dat zij veel reacties uit het veld hebben gekregen dat het toch echt een beetje anders ligt. De heer Kwint zegt ook klachten te hebben gekregen. Ik hoor inderdaad ook veel signalen en daarom vind ik het van belang om in gesprek te gaan. Ik herken niet de genoemde signalen over de rekentool; die zijn bij mij niet bekend. Ik roep ondernemers die zorgpunten over die rekentool hebben, wel op om die bij mij te melden, dan kan ik samen met de ontwikkelaar kijken welke mogelijkheden er zijn om die op te lossen.

(…)

De voorzitter:
Dan heb ik zelf ook nog een korte inbreng als woordvoerder van de VVD. Dank voor de antwoorden. Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zij gaat monitoren of de maximaal te vergoeden uurtarieven afdoende zijn. Ik hoop dat we dan kunnen zien dat zeker 80% van de kinderdagverblijven daarmee uitkomt, want nogmaals, dat is wel de afspraak die we eerder gemaakt hebben bij aanvang van de aanscherping van de eisen. Ik zou nog wel graag horen wanneer we daar als Kamer over geïnformeerd worden.

Staatssecretaris Van Ark:
Mevrouw Nijkerken-de Haan vroeg naar het monitoren of de uurtarieven afdoende zijn. Het eerste moment daarvoor is in mei. Ik zal ook actief blijven toezien hoe de personeelstekorten zich ontwikkelen.

————————————————————

Selectie antwoorden staatssecretaris Van Ark op de volgende dossiers:
– apart tarief babyopvang
– verbetertraject toeslagen kinderopvang Belastingdienst
– private investeerders
– Integrale kindcentra / basisvoorziening / samenwerking kinderopvang en onderwijs / vve
– vraaguitval (kwetsbare) peuters
– intensivering GGD toezicht (gastouderopvang)
– personeelstekort
– aanpassing curriculum signalering kindermishandeling

—–

Apart tarief babyopvang

Staatssecretaris Van Ark:
De heer Raemakers vroeg naar de mogelijkheid van een apart babytarief. We hebben één maximumtarief voor de dagopvang. Als we aparte tarieven gaan hanteren, is mijn inschatting dat dit leidt tot grotere complexiteit. Op dit moment geldt dat ondernemers meer kosten maken voor baby’s dan voor peuters. We zien ook dat een kindje dat eenmaal op een kinderdagverblijf zit, daar vaak ook voor langere tijd zit. Daarom zou mijn pleidooi zijn om een wat langere termijn in ogenschouw te nemen, omdat het ook meer jaren betreft waarin een baby opgroeit tot peuter en op dat kinderdagverblijf is. Ook hiervoor geldt dat ik geen signalen heb dat er minder baby’s naar de opvang gaan, los van de seizoenseffecten die er zijn, ook al is dat een raar woord, als je het hebt over baby’s. Ik doel dan op de zomervakantie, waarin ze niet naar de crèche gaan. Ik ga het wel goed in de gaten houden, maar ik ben niet voornemens om een apart tarief voor babyopvang te introduceren, want dat zou het volgens mij heel complex maken.

—–

Verbetertraject toeslagen kinderopvang Belastingdienst

Staatssecretaris Van Ark:
Dat betekent wat mij betreft dat de speerpunten, de toegankelijkheid van de kinderopvang maar ook het aanpakken van problematische schulden, samen moeten komen in dat verbetertraject, dat ook is gericht op het verminderen van hoge terugvorderingen in de kinderopvangtoeslag. Verschillende leden hebben erop gewezen dat ouders met een laag inkomen een relatief hoge toeslag krijgen en dus ook te maken kunnen krijgen met hoge terugvorderingen. Die kunnen dan ook oplopen tot enkele duizenden euro’s of meer, met de bijbehorende betalingsproblemen. De kinderopvangtoeslag is een belangrijke toeslag voor ouders en draagt bij aan een financieel toegankelijke kinderopvang voor ouders. Maar als die terugvordering heel hoog is, kan dat ouders ervan weerhouden om gebruik te maken van de kinderopvang. Ik vind dit dus een heel belangrijk punt om ter harte te nemen. Daarom heb ik ook dat verbetertraject kinderopvangtoeslag gestart. Concreet betekent dit dat er projectteams aan de slag zijn bij de Belastingdienst, die zorgen dat er gegevensuitwisseling mogelijk is met onder andere kinderopvangorganisaties, zodat de Belastingdienst eerder al afwijkingen tussen de aanvraag van het aantal uren en de daadwerkelijk gebruikte uren kan signaleren en ouders daar dus tijdig op kan attenderen. Dat betekent dat we gaan inzetten op het begeleiden van ouders met problematische schulden door casemanagement en dat we de digitale dienstverlening gaan verbeteren, zodat we ouders beter kunnen ondersteunen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag en het doorgeven van de wijzigingen. Daarnaast blijven we kijken wat er nog meer mogelijk is. Een aantal van die verbetermogelijkheden, zo zeg ik tegen de heer Kwint, komt direct voort uit het voortraject dat is doorlopen met DUO om te komen tot directe financiering. Denk bijvoorbeeld aan het verkennen van het gebruik van inkomen “t-2” in plaats van het huidige inkomen. Dat is heel concreet overgebleven uit dat traject. Dat gaan we nu meenemen en zou tot een grote verbetering kunnen leiden. Ik vind het ook van belang dat we alle afwegingen van de mensen die actief hebben meegedacht over de directe financiering, wat een middel is om ergens toe te komen, bij de hand houden om met de Belastingdienst tot die verbeteringen te komen.

—–

Private investeerders

Staatssecretaris Van Ark:
De heer Gijs van Dijk vroeg naar de private investeerders, een onderwerp dat ik ook betrek bij de financiering van de kinderopvang. Ook die rol van private equity zou ik graag in perspectief willen plaatsen, want kijk naar de huidige kinderopvangorganisaties: de top tien grootste kinderopvangorganisaties is een afwisseling van op winst georiënteerde ondernemingen en stichtingen en stichtingen die dat niet doen en inzetten op maatschappelijk rendement. Maar een groot deel van de sector bestaat uit kleine ondernemingen met minder dan vijf locaties. Daarmee vertegenwoordigt private equity dus een kleine minderheid van de sector. Ik zou ook het beeld willen wegnemen dat wij voor zo’n 60 à 70% de sector subsidiëren. Met het huidige pad van directe financiering dat gekozen is, zou je die discussie nog kunnen voeren, want dan gaat het geld inderdaad naar de organisaties toe. Maar het geld gaat naar de ouders toe en die betalen daarmee voor de afgenomen diensten. Ik merk ook op dat ouders een keuze hebben — dat is ook een voordeel van hoe de kinderopvang is georganiseerd — naar wat voor type kinderopvangorganisatie zij hun kinderen brengen. Er zijn organisaties die zeggen: wij zijn een maatschappelijk georiënteerde organisatie, wij zijn een stichting; al het geld dat hier wordt verdiend, wordt weer geïnvesteerd in de kinderopvang. Als ouders dat belangrijk vinden, kiezen ze voor zo’n organisatie. Er zijn ook kinderopvangorganisaties die als ondernemer wel met een winstoogmerk werken. Beide kan. Dat legt dus ook verantwoordelijkheid én een keuzemogelijkheid bij de ouders.
In de studie naar marktwerking in de kinderopvang die het CPB in 2011 heeft uitgevoerd — dat is al een paar jaar geleden, maar het is in ieder geval wel iets wat we weten — blijkt dat de commercialisering van de markt de publieke belangen niet heeft geschaad. Dan gaat het om de toegankelijkheid voor ouders, de kwaliteit voor de kinderen en de doelmatigheid. Dus ik kan op dit moment niet zeggen dat ik een dusdanig groot probleem ervaar dat tot actie noopt. Wel zou ik richting ouders willen aangeven dat ze heel goed opletten bij welke organisatie zij hun kinderen onderbrengen.

(…)

Staatssecretaris Van Ark:
Wat betreft de bijdrage van de heer Gijs van Dijk heb ik aangegeven dat ik er zelf niet van overtuigd ben dat er een probleem is. Ik zie wel dat er een verschil is in de branche en bij de brancheorganisaties. Ik vind het ook aan de organisaties in de sector zelf om aan te geven wat voor type zij zijn en dat is ook een verantwoordelijkheid van de ouders, dus ik zal niet zelf het initiatief nemen voor een onderzoek.

—–

Integrale kindcentra / basisvoorziening / samenwerking kinderopvang en onderwijs / vve

Staatssecretaris Van Ark:
Voorzitter. Er is veel gevraagd naar integrale kindcentra, naar de basisvoorziening, naar de reikwijdte van de adviezen van de Taskforce samenwerking kinderopvang en onderwijs, en naar de peuters. Daar wilde ik ook in dit kader van financiering en toegankelijkheid graag op ingaan. Laat ik vooropstellen dat de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs heel erg belangrijk is en dat ik op heel veel plekken in Nederland kom waar goed wordt samengewerkt. Er zijn mooie initiatieven tussen onderwijsinstellingen en kinderopvangorganisaties, die heel nauw met elkaar samenwerken. Die samenwerking verloopt het best waar beide partijen, de kinderopvangorganisaties enerzijds en de onderwijsinstellingen anderzijds, een gelijkwaardige rol hebben. Ik zie dat mensen die samenwerking oppakken in het belang van de kinderen. Dat helpt ook bij het realiseren van die doorgaande leer- en ontwikkellijn voor kinderen, die we allemaal belangrijk vinden. Die zorgt er ook voor dat we kinderen in hun ontwikkeling stimuleren. Die samenwerking moet wel passen bij de lokale situatie. Zo zie je ook verschillende vormen van samenwerking ontstaan, op verschillende plekken. Ook hierbij geldt dat ouders keuzevrijheid hebben: wat vinden zij het beste passen bij hun kind en later bij de school? Wat vinden ze passen bij hun overtuiging, wat vinden ze passen bij de ontwikkeling van hun kinderen? Dat kan bijvoorbeeld een integraal kindcentrum zijn, waar een kinderopvangcentrum geplaatst is bij een school, maar sommige kinderen hebben juist meer baat bij een kleinschalige opvang. Om die reden zou ik geen blauwdruk willen opleggen, maar daar heb ik de Kamer zeker ook niet over gehoord. Ik ben blij met de adviezen van de taskforce en ik vind het prima als een taskforce onder eigen verantwoordelijkheid advies uitbrengt. Tegelijkertijd heb ik in het licht van de keuzes die dit kabinet heeft gemaakt, gemeend om met bepaalde adviezen voortvarend aan de slag te gaan en om van een aantal adviezen te zeggen: daar hoeft het denken niet over stil te staan, maar dat doen we in deze periode niet. Overigens bevatten de adviezen van de taskforce een aantal zaken die als appel aan het veld kunnen gelden. Ook daar hoor ik positieve geluiden over, namelijk dat dat goed wordt opgepakt.

Hoe gaat het dan met het pleidooi voor de voorschool? Mevrouw Westerveld liet in dat verband een vrij sprekende sheet zien met alle stromen die aangeven op welke plekken kinderen terecht kunnen komen. Ik hecht eraan om te zeggen dat dit een weergave is van verschillende financieringsstromen, waarbij de inspanningen van iedereen — dat zie ik ook in de praktijk terug — erop gericht zijn dat kinderen zo veel mogelijk op één en dezelfde plek kunnen zitten. Het is dus niet per se een weergave van de plekken waar kinderen zitten als wel van de financieringsstromen op de achtergrond. Het is onze ambitie om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk kinderen en zo min mogelijk organisaties daar last van hebben, maar dat ze juist hun krachten kunnen bundelen.

Gemeenten hebben al de vrijheid om de vve buiten de kinderopvangtoeslag aan te bieden. Zij kunnen dit gratis doen of met een kleine ouderbijdrage. Ik merk dat gemeenten heel erg naar de kinderopvangtoeslag kijken: laat dat nou via ons lopen of maak het voor ons mogelijk om die eigen bijdrage, die ouders voor de kinderopvangtoeslag moeten betalen, via de gemeente te laten lopen. Ik zou daar geen voorstander van zijn, waarbij ik aanteken dat gemeenten dat wel in het verband van een vve kunnen doen. Daarin hebben gemeenten dus vrijheid.

De financiering van de kinderopvangtoeslag stoelt eigenlijk op drie eigenaren: de overheid betaalt, de werkgever betaalt en de ouders betalen zelf ook. Daar zit de gedachte achter dat je er dan alle drie eigenaar van bent. In praktisch opzicht betekent dat het volgende. Als je als gemeente de kinderopvangtoeslag zou overnemen en als daar iets mis mee gaat, kan een kleine wijziging in het aantal uren juist voor mensen uit een kwetsbare groep, en zeker voor mensen met lage inkomens die veel gebruikmaken van kinderopvang, al leiden tot een hoge mate van terugvordering. Dat kan dus betekenen dat als de gemeente de kinderopvangtoeslag compenseert, de ouders te maken krijgen met een hoge terugvordering. Dat zou ik echt een onwenselijke situatie vinden. Daarom zou mijn pleidooi veel meer zijn om met gemeenten te kijken waar de mogelijkheden liggen, juist op het gebied van vve, daar we de vve-gelden, die via het ministerie van Onderwijs lopen, ook daadwerkelijk hebben ingezet om kwetsbare kinderen te helpen in hun ontwikkeling.

Uiteraard zal ik ook goed kijken naar de initiatiefwet op het moment dat die er is. Dat doe ik altijd. Maar ik geef de indieners op voorhand mee dat er al mogelijkheden liggen bij de gemeenten op het gebied van vve. Ze kunnen dat gratis doen of met een geringe ouderbijdrage. Als het mogelijk gemaakt zou worden dat ouders volledig gecompenseerd worden voor de eigen bijdrage kinderopvangtoeslag, dan zou dat grote risico’s met zich brengen. Die is voor de lage inkomens overigens zo’n 4%, want bij de lage inkomens wordt 96% van de kinderopvangbijdrage al gecompenseerd door de kinderopvangtoeslag.

Dan vroeg de heer Raemakers nog of ik meer wilde doen aan onderzoek en kennis in de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs. Dit is een onderwerp waar veel over te doen is. Er is ook al best wat informatie beschikbaar als het gaat om het faciliteren en het realiseren van die samenwerking. Ik denk dat het vooral van belang is dat we een aantal zaken ook gaan uitvoeren. Ik heb daar in de kabinetsreactie van 13 juli al een reflectie op gegeven. Wat mij betreft geldt voor welk onderwerp dan ook altijd: het denken moet niet stilstaan. Maar ik denk dat we nu in de fase komen van “dingen doen”.

(…)

De andere vraag van de heer Raemakers gaat over het pleidooi van gemeenten om de eigen bijdrage van ouders met de kinderopvangtoeslag te kunnen compenseren. Daarover heb ik inderdaad gezegd dat er een groot risico is bij een teruggave. Daarnaast houd ik overeind dat het kabinet in het regeerakkoord de keuze heeft gemaakt om de gelden gericht in te zetten. Dat laat onverlet dat krachten gebundeld kunnen worden in de sector, en dat gebeurt ook, maar de kinderopvangtoeslag is bedoeld voor de arbeidsparticipatie en de vve-gelden zijn bedoeld om achterstanden in te lopen of kinderen daarbij te helpen. De gemeenten kunnen initiatieven nemen om kinderen bij elkaar te brengen, maar die zaken kunnen niet met elkaar vermengd worden. Als het gaat om de toeslag is een principieel onderliggend punt dat de kosten gedragen worden door de overheid, de werkgever en degene die de kinderopvang afneemt.

(…)

In praktische zin zie ik niet waarom je dat niet beter zou kunnen doen met de vve. Daar kunnen de gemeenten compenseren en daar hoeven zij geen eigen bijdrage te vragen. Ik voel mij binnen de kaders van het regeerakkoord niet senang om dit te doen. Ik vind dat daarin de keuze is gemaakt om ervoor te zorgen dat kinderopvangtoeslag een arbeidsparticipatie-instrument is. Dat sluit deze mogelijkheid wat mij betreft uit. Ik zou de kaarten vooral inzetten op de vve, als ik hierop gebeten was, want dat is ook gericht geld, bedoeld voor achterstanden. Uit onderzoek blijkt dat je ook wat kunt doen als je dat geld gericht inzet. Ik ken de discussies over segregatie. Dat is wat mij betreft een heel ander thema, maar ik wil niet dat geld verwaterd wordt in brede voorzieningen. Even los van de praktische punten ten aanzien van het regeerakkoord vind ik ook dat hier de juiste keuze is gemaakt en zou ik anders adviseren.

—–

Vraaguitval (kwetsbare) peuters

Staatssecretaris Van Ark:
Door diverse fracties zijn vragen gesteld over de peuters: door de heer Kwint, door mevrouw Westerveld en door de heer Raemakers. Laatstgenoemde vroeg specifiek naar de onderzoeken en mevrouw Westerveld specifiek naar het peuterstelsel. We willen verschillende doelen met elkaar realiseren. Daar hebben we de verschillende regelingen voor. Maar wat mij betreft staat de ontwikkeling van kinderen centraal. Ook willen we dat de ouders van jonge kinderen kunnen werken en dat kinderen met een taalachterstand extra aandacht krijgen. We willen dus een aanbod voor alle peuters. Het zijn gerichte doelen en daarom hebben we daar verschillende eisen aan gesteld. Als we daar één stelsel voor zouden maken, zou het geld niet meer gericht kunnen worden ingezet voor de specifieke doelstellingen waar het kabinet aan hecht. Maar ik vind het wel belangrijk om te zeggen dat het nadrukkelijk de taak van de overheid en de bestuurders is om over stelsels na te denken, zodat de medewerkers in de opvang, en de ouders en kinderen, vooral gebruik kunnen maken van de vruchten van al die inspanningen en niet met allerlei gedoe worden opgezadeld. Dat is mijn ambitie.

De heer Kwint heeft gevraagd wat die aandacht voor de meest kwetsbare gezinnen betekent. Het kabinet investeert 248 miljoen in de verhoging van de kinderopvangtoeslag en 170 miljoen extra in de voorschoolse educatie. Daarbij kunnen gemeenten dus kiezen voor gratis vve. Daarnaast is er ook nog 30 miljoen uitgetrokken voor gemeenten om een aanbod te kunnen doen aan peuters van niet-werkende ouders. Dat was oorspronkelijk 60 miljoen, maar er bleken simpelweg niet zo veel peuters te zijn dat dit nodig was. Naar onze mening konden gemeenten dat besteden aan de handhaving en aan zaken in de arbeidsmarktregio. We hebben het wel bij de gemeenten gelaten en niet teruggevraagd.

De heer Raemakers vroeg nog naar het onderzoek van Buitenhek en Sociaal Werk Nederland naar verschillen in uitval bij de peuters. Het onderzoek van Buitenhek is begin dit jaar uitgevoerd. Daarbij is breder gekeken dan alleen naar ondernemers. Ook gemeenten zijn daarbij meegenomen. Sociaal Werk Nederland heeft een rondvraag gedaan onder de leden. Dat zijn waarschijnlijk vooral ondernemers die ook te maken hebben met die vraaguitval. Dat kan ook vraaguitval zijn omdat ouders bijvoorbeeld overstappen naar een andere aanbieder. In combinatie met alle signalen die ik heb gekregen en de berichten die daarover zijn verschenen in de media, vind ik het wel van belang om hier even goed naar te kijken. Daarom ga ik dat begin 2019 onderzoeken.

(…)

Voorzitter. De heer Raemakers pakte hier ook nog het punt bij van de uitval van peuters. Hij vroeg naar experimenteerruimte. Ik zou de dingen echt even willen splitsen. Ik heb zojuist aangegeven wat er vermag met de vve. Over uitval van peuters als gevolg van de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk met de kinderopvang zou ik willen zeggen: laten we daar in januari extra onderzoek naar doen, want dit is heel vers. Dat ten eerste, want ik ben het eens met de heer Raemakers dat als er een probleem is met het bereiken van kinderen of vanwege de complexiteit die ouders ervaren, we dat snel op moeten kunnen lossen. Maar dat is een andere discussie dan die we hebben over de vraag hoe je zo effectief mogelijk geld inzet om achterstanden te bestrijden. Mijn pleidooi op dat punt is om het met de vve te doen en middels de mogelijkheden die gemeenten daarvoor hebben. Dus ik zou er geen voorstander van zijn om er nu pilots voor te gaan doen. Maar ik ben er wel een voorstander van om goed de vinger aan de pols te houden.
Wij vinden elkaar weer op de doelstellingen die de heer Raemakers noemde, namelijk meer kinderen in de voorschool en het gemakkelijker maken voor ouders. Maar ik denk dat we dat ook al kunnen doen met de huidige mogelijkheden die we hebben.

—–

Intensivering GGD toezicht (gastouderopvang)

Staatssecretaris Van Ark:
Omwille van de tijd zal ik vooral de vragen op het gebied van veiligheid en toezicht beantwoorden. De heer Raemakers vroeg hoeveel geld er naar toezicht op de gastouderopvang gaat. Er is 13 miljoen extra voor toezicht en handhaving in de kinderopvang en daarvan is 1,4 miljoen euro bedoeld voor intensivering van het toezicht op de gastouderopvang.
Tevens vroeg de heer Raemakers of het extra geld ook gebruikt kan worden om de verschillen in kwaliteit bij de GGD te verkleinen. Dat extra geld is inderdaad bedoeld om tekorten aan te vullen en om het toezicht bij de gastouderopvang te intensiveren, zoals ik al zei. Het geld is niet primair bedoeld om verschillen te verkleinen, maar het kan daar natuurlijk wel aan bijdragen. Ik vind wel dat het aan de GGD zelf is om de uniformiteit te bevorderen. De GGD GHOR Nederland ondersteunt de GGD daarbij, onder andere door het opstellen van richtlijnen, het organiseren van scholingen en intervisie en het faciliteren van gesprekken.

—–

Aanpassing curriculum signalering kindermishandeling

Staatssecretaris Van Ark:
Mevrouw Westerveld vroeg of er aandacht wordt besteed aan kindermishandeling in opleidingen. Dat vind ik een heel belangrijk onderwerp. VWS heeft e-learningmodules beschikbaar gesteld rondom de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. De kinderdagverblijven moeten per 1 januari aanstaande werken met een afwegingskader dat ook onderdeel uitmaakt van die meldcode. De sector is heel druk bezig om dat afwegingskader bij kinderopvangorganisaties onder de aandacht te brengen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De staatssecretaris heeft het over e-learingmodules en dat de sector aandacht heeft voor het afwegingskader. Dat is mooi, maar ik vroeg specifiek of we er in de opleidingen aandacht aan kunnen besteden. Ik weet dat wij niet gaan over wat er in de opleidingen gebeurt, maar misschien kan de staatssecretaris wel met de sector in gesprek gaan over de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat er in elke opleiding voor een beroep waarin met kinderen wordt gewerkt, aandacht komt voor het herkennen van kindermishandeling.

Staatssecretaris Van Ark:
Ik weet dat het voor een deel al in het curriculum zit. Ik ben het met mevrouw Westerveld eens dat dit een heel belangrijk punt is, dus ik zal het ook meenemen in de eerstvolgende bespreking die we hebben met de branche, om het actief te agenderen en te vragen wat zij daaraan kan doen en wat wij daar eventueel aan kunnen bijdragen.

————————————————————

Selectie toezeggingen

De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even rond. We hebben een intensief debat met elkaar gehad vanmorgen. Er zijn een aantal toezeggingen gedaan. Die wil ik eerst even met eenieder doornemen. De heer Kwint van de Socialistische Partij heeft aangegeven dat hij graag een VAO wil aanvragen. Gelet op de drukke agenda van deze laatste weken van het jaar stel ik de leden voor om dit in te plannen na het kerstreces. Ik zie instemmend geknik. Dan kunnen we dat doorgeven.

Dan de toezeggingen. Wat mij betreft zijn dat er vijf. Ik hoor graag of de staatssecretaris dat met mij eens is.
• Begin 2019 onderzoekt de staatssecretaris de uitval van peuters naar aanleiding van het verschil tussen de onderzoeken van Buitenhek en Sociaal Werk Nederland.

Als u dat begin 2019 gaat onderzoeken, is het even de vraag wanneer de Kamer daarover geïnformeerd kan worden.

Staatssecretaris Van Ark:
In mei.

De voorzitter:
Dat gebeurt in mei 2019. Dan de tweede toezegging.
• De staatssecretaris houdt de Kamer ervan op de hoogte of de doelstellingen van het verbetertraject kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst worden behaald.

Nu heb ik in de brief van de staatssecretaris gelezen dat de Kamer daarover geïnformeerd wordt via de reguliere terugkoppeling van de Belastingdienst. Bent u van plan om daar nog iets overheen te doen?

Staatssecretaris Van Ark:
Ik denk dat het wel gepast is om dit, zeker de eerste keer, ook separaat aan deze commissie aan te bieden.

De voorzitter:
Dat lijkt mij een hele mooie handreiking. Die staat genoteerd. Dan de derde toezegging.
• In het najaar van 2019 ontvangt de Kamer de resultaten van de uitwerking van de eerdere motie van de PVV omtrent de terugkijktermijn. Dat loopt via VenJ, excuus, JenV. Ik haal ze nog steeds door elkaar. Zo hebben we het dan vastgelegd voor hier.
• De vierde toezegging: in haar gesprek met de kinderopvangbranche betrekt de staatssecretaris de aandacht voor kindermishandeling in opleidingen.

Ik weet niet wanneer u weer met de branche in overleg gaat, maar ook daar zou ik natuurlijk graag weer een termijn op vastplakken. Ik hoor dat we ervan uit kunnen gaan dat de Kamer daar uiterlijk het tweede kwartaal van volgend jaar over geïnformeerd kan worden. Dank u wel.
• En de laatste toezegging: in mei 2019 verwacht de staatssecretaris de eerste resultaten van het monitoren van de uurprijzen. Zij heeft aangegeven dat ze ons daarover zal terugrapporteren.
• Volgens mij heb ik u ook horen zeggen — deze staat nog niet op het lijstje — dat u goed in de gaten gaat houden hoe het zit met de dreigende personeelstekorten. Ook daar worden wij over geïnformeerd.

Daarmee hebben we alle toezeggingen besproken. Ik dank de staatssecretaris en haar ondersteuning hartelijk voor dit debat. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng en ik dank alle mensen op de tribune voor hun geduld. We zijn keurig binnen de tijd. Tot een volgende keer.