GGD Benchmark-resultaten 2017

Uitgelicht:

Selectie kinderopvang uit de benchmark.


Hoe voeren GGD’en hun taken uit, zoals het monitoren van gezondheidsrisico’s in de fysieke en sociale leefomgeving? Het is te zien in de rapportage Benchmark GGD’en 2017.

Deze benchmark is voor GGD’en een instrument om van elkaar te leren. Ook geeft de rapportage een beeld van wat de 25 GGD’en doen om de gezondheid van burgers te bevorderen, beschermen en te bewaken.

Nederland kent 25 GGD-regio’s. De Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD) hebben de taak om de gezondheid en veiligheid van burgers te bevorderen, beschermen en te bewaken. Daarvoor zetten de GGD’en vooral in op maatregelen die de gezondheid van grote delen van de bevolking en risicogroepen beschermen. Denk aan preventieve maatregelen zoals vaccineren, onderzoek naar de gezondheid van grote groepen mensen of voorlichten over gezondheidsrisico’s als ongezonde voeding of onbeschermd vrijen.

Regionaal en lokaal maatwerk
Naast de wettelijke taken die alle GGD’en uitvoeren, maken GGD´en met de gemeenten in hun regio afspraken over wat zij doen. Zo kunnen GGD’en inspelen op lokale en regionale behoeften. Voorbeelden van taken die GGD’en voor gemeenten uitvoeren zijn de jeugdgezondheidszorg, gezondheidsbevordering en forensische geneeskunde. Deze taken komen aan bod in de benchmark. Doordat GGD’en regionaal en lokaal maatwerk leveren, zijn niet alle 25 GGD’en hetzelfde, vanzelfsprekend zien we dit terug in deze benchmark.

Instrument om van elkaar te leren
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de GGD´en en concludeert dat de GGD’en hun taken goed uitvoeren. De Inspectie ziet dat de GGD’en gericht zijn op innovatie en het bieden van toegevoegde waarde voor burgers, gemeenten, zorgaanbieders en het rijk. Naast de inspectieonderzoeken biedt nu ook deze benchmark de GGD’en een instrument om als GGD van elkaar te leren.

Meer weten over het werk van de GGD´en? Bekijk de benchmark.

——————————————————–

Selectie kinderopvang/gastouders uit het rapport

4. Toezicht houden
Burgers maken gebruik van allerlei voorzieningen, variërend van een sporthal tot kinderdagverblijf en van tatoeageshop tot het bezoeken van een evenement. Het gebruik daarvan moet veilig zijn, daar vertrouwen mensen op. Binnen deze pijler hebben we ons beperkt tot een indicator over het toezicht kinderopvang omdat dit de grootste wettelijke toezichtstaak van de GGD’en is. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen. De uitvoering van het toezicht is belegd bij de GGD. GGD-toezichthouders beoordelen de kwaliteit van de opvang, leggen dit vast in een openbaar inspectierapport en geven al dan niet een advies tot handhavend optreden richting de gemeenten.

De Inspectie van het Onderwijs is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aangewezen om interbestuurlijk toezicht uit te oefenen op de manier waarop gemeenten hun wettelijke taken van toezicht op en handhaving van de kinderopvangvoorzieningen en gastouderbureaus uitvoeren.

Zowel de kwaliteitseisen waaraan kinderopvangorganisaties Amsterdam Gelderland Midden Flevoland Drenthe Fryslan Gelderland-Zuid Hollands Midden IJsselland Zuid-Limburg Hart voor Brabant West-Brabant Haaglanden Regio Utrecht Noord- en Oost Gelderland Kennemerland Twente Rotterdam-Rijnmond Brabant Zuid-Oost Groningen Zuid-Holland-Zuid Limburg Noord Zaanstreek-Waterland Hollands Noorden Gooi en Vechtstreek Zeeland Landelijk gemiddelde moeten voldoen, als de rechten en plichten van de toezichthouder staan omschreven in de Wet kinderopvang plus onderhavige regelgeving (besluiten, regelingen en beleidsregels). In de Wet kinderopvang (art. 1.62) staat dat alle voorzieningen voor kinderopvang (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en gastouderbureaus) jaarlijks minimaal één keer geïnspecteerd moeten worden door een GGD-toezichthouder. In principe vindt bij iedere voorziening een jaaronderzoek plaats. Daarnaast kunnen er ook andere onderzoeken worden gehouden, zoals een nader onderzoek of een incidenteel onderzoek. Het percentage inspecties kan daardoor boven de 100 procent komen. In deze indicator zijn de gastouders buiten beschouwing gelaten. Twee regio’s halen de 100 procent niet. Dit is door de Inspectie van het onderwijs ook al opgemerkt. Het is gebleken dat deze twee regio’s in de laatste periode van 2017 met veel uitval te maken hebben gehad en hierdoor niet alle inspecties hebben kunnen uitvoeren. Beide regio’s hebben in overleg met de onderliggende gemeenten diverse maatregelen getroffen om in 2018 wel alle verplichte inspecties uit te voeren.

(…)

Percentage gebruik van de meldcode kindermishandeling
De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is een stappenplan waarin staat hoe bijvoorbeeld een huisarts, kinderopvangmedewerker, leerkracht of hulpverlener moet omgaan met het signaleren en melden van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling.

Bij vermoedens van kindermishandeling treedt de meldcode in werking. Dit kan in sommige digitaal dossiers wel vastgelegd worden (zoals mlCas) maar in andere niet. Als tweede stap dient overlegd te worden wordt met de aandachtsfunctionaris kindermishandeling en Veilig Thuis. Mede op basis daarvan wordt besloten of hulp georganiseerd wordt of dat gemeld wordt bij het Veilig Thuis.

Uit onderstaande figuur komt naar voren dat slechts een klein deel van de GGD’en met de meldcode werkt. Dit geeft een vertekend beeld aangezien men wel werkt met de meldcode, maar dat bij een aantal GGD-en nog geen geautomatiseerde registratie van individuele gevallen plaatsvindt, wel handmatige registratie. Die is echter niet zonder veel extra werk uit de registratie te halen. Er wordt door de GGD’en gewerkt aan het aanpassen van de systemen zodat deze indicator bij de volgende benchmark een beter beeld zal geven.