Inbreng verslag schriftelijk overleg wijziging Besluit bekostiging WPO i.v.m. aanpassen groeiregeling en onderwijsachterstandenbeleid primair onderwijs

Uitgelicht:

O.a.Inbreng van de leden van de PvdA-fractieDe leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige besluit. Zij onderkennen dat het voorkómen van achterstanden het meest effectief is op zeer jonge leeftijd en vinden dat ieder kind dat met een achterstand aan het onderwijs begint zeker moet zijn van het extra steuntje in de rug dat hij of zij nodig heeft. Wat dat betreft betreuren deze leden het dat er niet een effectief en landelijk dekkend vve-aanbod voor alle doelgroepkinderen komt, zoals de Kamer had gevraagd met het aannemen van de motie van het lid Yücel . Dat betekent dat sommige scholen voor ingewikkelde keuzes komen te staan: welke kinderen krijgen wel toegang tot extra ondersteuning en welke niet, binnen de beperkte middelen die beschikbaar zijn? Immers, de middelen zijn niet overal voldoende om alle kinderen die dat nodig hebben te helpen. Deelt de minister de zorg van deze leden dat hierdoor kinderen tussen wal en schip dreigen te vallen, waarmee de kansenongelijkheid verder dreigt toe te nemen? Is de minister bereid om de Kamer te informeren op hoeveel scholen en in hoeveel gemeenten dit geldt? Is hij met deze scholen en gemeenten over deze zorgen in gesprek?


Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 5 oktober 2018 inzake het Besluit van 27 augustus 2018 houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen van de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 415).

————-

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige besluit. Zij kunnen zich vinden in de hoofdlijnen van het besluit. Wel hebben zij nog enige vragen.

Allereerst vragen deze leden waarom het onderzoek dat deze zomer is gedaan, en waaruit is gebleken dat bij een kleine groep scholen grote herverdeeleffecten optreden, niet eerder is gedaan. Waarom is niet eerder onderzocht wat dit betekent voor scholen met veel nieuwkomersleerlingen? In de zomer bleek dat wanneer er te weinig gegevens bekend zijn over de leerlingen of over de ouders van de leerlingen, deze grote herverdeeleffecten kunnen ontstaan. Dit zou volgens de minister voorkomen wanneer leerlingen of hun ouders niet in de Basisregistratie Personen voorkomen, bijvoorbeeld op scholen met veel nieuwkomersleerlingen. Kan de minister dan ook aangeven wat hij bedoelt met “grote herverdeeleffecten”: aan welke percentage moeten we dan denken? Kan de minister al aangeven wat de laatste stand van zaken is en hoe dit technisch het beste kan worden opgelost, zo willen deze leden weten.

De leden lezen in het besluit dat bovenstaande problematiek in mindere mate ook speelt bij de nieuwe verdeelsystematiek voor gemeenten. Kan de minister dit nader toelichten, wat bedoelt hij hiermee, gaat het hier dan ook vooral om gemeenten met veel nieuwkomers en hoe groot zijn de herverdeeleffecten, zo vragen voornoemde leden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit van 27 augustus 2018 houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen van de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs. Zoals ook in eerdere debatten aangegeven zijn deze leden positief over de nieuwe indicator die door het CBS is ontwikkeld. Deze heeft een betere voorspellende waarde dan de indicator waarin alleen het opleidingsniveau van de ouders werd gebruikt. Ook vinden de voornoemde leden het belangrijk dat met deze nieuwe indicator de foutgevoeligheid en administratieve lasten flink verminderd worden. De leden hebben nog wel enkele vragen.

Toelichting besluit – algemeen
Voornoemde leden constateren dat onder de oude gewichtenregeling de afgelopen jaren veel middelen uit de oude regeling zijn verdampt. In de afgelopen vijf jaar is er 100 miljoen euro minder naar scholen gegaan voor het bestrijden van achterstanden, terwijl het bedrag aan gemeenten niet is gestegen. Deze leden zijn positief dat een dergelijk leegloop in de nieuwe regeling niet meer mogelijk is. Tegelijkertijd komen de vele miljoenen die zijn weggelekt niet terecht bij de scholen, ook niet met de investering van 15 miljoen euro van dit kabinet. De onderwijsinspectie constateerde in de Staat van het Onderwijs dat scholen met een meer uitdagende leerlingenpopulatie ook nog eens sneller last hebben van het lerarentekort. Kan de minister hierop reflecteren? Hoe kan de minister verzekeren dat alle scholen genoeg geld krijgen om de achterstanden weg te werken, zo vragen deze leden.

Hoofdlijnen van het voorstel – aanleiding
De leden lezen in de toelichting bij het onderhavige besluit dat scholen bij de oude gewichtenregeling veel interpretatiefouten maakten bij het vaststellen van het leerlinggewicht. Bij controles is 35 miljoen euro teruggevorderd. De voornoemde leden kregen veel bezorgde reacties van scholen die zich een dergelijke terugvordering niet konden veroorloven. De minister gaf vervolgens aan dat maatwerk bij de terugvorderingen mogelijk was. Met hoeveel scholen zijn regelingen getroffen? Is bij scholen die in beroep gingen het bedrag bijgesteld? Zo ja, om hoeveel scholen en welke bedragen gaat dit en waarom waren in dergelijke gevallen de eerste bedragen niet correct? Kan de minister ingaan op de laatste stand van zaken omtrent de terugvorderingen, zo vragen deze leden.

Bekostigingssystematiek op basis van de nieuwe indicator
De leden constateren dat in 1996 nog 40% van de basisschoolleerlingen onder de gewichtenregeling viel. Nu is gekozen voor een doelgroep van 15%. De voornoemde leden lezen in de toelichting niet waarom voor deze doelgroep is gekozen. Ligt hier een inhoudelijke reden aan ten grondslag of is puur naar de financiële effecten voor scholen gekeken, zo vragen deze leden.
De landelijke achterstandsgroep blijft volgens de berekening altijd 15%. De relatieve achterstand blijft dus even groot, maar de absolute achterstand gemeten in kwaliteit kan verschillen. Hoe denkt de minister te waarborgen dat er weinig schommeling per leerling optreedt, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit van 27 augustus 2018 houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO in verband met het aanpassen van de groeiregeling en het onderwijsachterstandenbeleid in het primair onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.

De minister geeft in zijn brief aan dat als op een school teveel gegevens van leerlingen en hun ouders ontbreken, de achterstandsscores nog niet nauwkeurig genoeg zijn. Hierdoor treden er bij een kleine groep scholen grote herverdeeleffecten op. Dit komt voor wanneer leerlingen of hun ouders niet in de Basisregistratie Personen voorkomen. Zo heeft de Kamer een brief ontvangen, gedateerd 15 oktober j.l., van de directeur-bestuurder van Openbaar Basisonderwijs in Hilversum . Ook hij kaart dit probleem aan en stelt dat uit een voorlopige analyse blijkt dat met name scholen met een reguliere afdeling en een afdeling voor nieuwkomersonderwijs er flink op achteruit gaan. Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat er voor deze laatste afdelingen bij het ontbreken van gegevens schattingen worden gemaakt, die – zo lijkt het – negatief uitvallen, aldus de directeur-bestuurder. De voornoemde leden vragen de minister of dit klopt. Om hoeveel scholen gaat het specifiek waar grote herverdeeleffecten ontstaan en wat zijn de exacte herverdeeleffecten? Waarom wordt niet elke nieuwkomer automatisch tot de doelgroep gerekend en wat zouden de gevolgen hiervan zijn, zo vragen deze leden. In de beantwoording van de feitelijke vragen over de begroting OCW 2019 staat bij vraag 77 een tabel weergegeven over de uitgaven aan onderwijsachterstanden. De leden vragen de minister, deze tabel aan te vullen tot en met 2023.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige besluit. Zij onderkennen dat het voorkómen van achterstanden het meest effectief is op zeer jonge leeftijd en vinden dat ieder kind dat met een achterstand aan het onderwijs begint zeker moet zijn van het extra steuntje in de rug dat hij of zij nodig heeft. Wat dat betreft betreuren deze leden het dat er niet een effectief en landelijk dekkend vve-aanbod voor alle doelgroepkinderen komt, zoals de Kamer had gevraagd met het aannemen van de motie van het lid Yücel . Dat betekent dat sommige scholen voor ingewikkelde keuzes komen te staan: welke kinderen krijgen wel toegang tot extra ondersteuning en welke niet, binnen de beperkte middelen die beschikbaar zijn? Immers, de middelen zijn niet overal voldoende om alle kinderen die dat nodig hebben te helpen. Deelt de minister de zorg van deze leden dat hierdoor kinderen tussen wal en schip dreigen te vallen, waarmee de kansenongelijkheid verder dreigt toe te nemen? Is de minister bereid om de Kamer te informeren op hoeveel scholen en in hoeveel gemeenten dit geldt? Is hij met deze scholen en gemeenten over deze zorgen in gesprek?

Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 maart 2019. Wanneer zullen de betrokken instellingen precies duidelijkheid krijgen op hoeveel onderwijsachterstandsmiddelen zij jaarlijks kunnen rekenen, zo vragen de voornoemde leden.