Kamerbrief inzake toezegging gedaan tijdens AO Stint over tijdlijn over een proces-verbaal

Tijdens het Algemeen Overleg Stint van 1 november 2018 heeft uw Kamer gevraagd om een tijdlijn over een proces-verbaal van een melding van een medewerker van een kinderdagverblijf in Amsterdam over de Stint.

Hierbij treft u deze tijdlijn aan.

————

Tijdlijn over een proces-verbaal van een melding van een medewerker van een kinderdagverblijf in Amsterdam over de Stint

• Op 20 september (15.07 uur) belt een medewerker van een kinderdagverblijf (KDV) in Amsterdam (hierna: melder) met de politie. Daarbij doet zij melding van rem- en stopproblemen met enkele Stints die bij het kinderdagverblijf gebruikt worden.
• Deze melding is door de melder aangevuld/uitgebreid in telefonisch contact met de politie op 21 en 28 september. Daarbij vertelt de melder onder meer dat 2 van de 7 Stints van de kinderopvang regelmatig problemen hadden. Het remsysteem was wel eens uitgevallen. Er zouden af en toe onverwachte uitvallen van de Stint zijn. Ook vertelde de melder dat ze van een andere medewerker vernomen had over een Stint die bij het loslaten van het gas geen vaart minderde. Ook zou de rem de Stint niet tot stilstand hebben gekregen, totdat de sleutel eruit getrokken was.
• Van de hiervoor genoemde contacten maakt de politie op 28 september een proces-verbaal (PV) van bevindingen op.
• Dit PV wordt op 29 september door de politie gedeeld met de ILT in het kader van het gezamenlijk ongevalsonderzoek.
• De meldingen uit het PV, die aansloten bij de bevindingen uit het eerste verkennend technisch onderzoek (NFI, Politie, ILT) van 26 september, worden op 29 september door de ILT voorgelegd aan de fabrikant van de Stint.
• Op 30 september wordt een ILT-inspecteur tweemaal benaderd door de melder, die stelt dat ze haar melding wil intrekken. Ze geeft aan dat haar verhaal niet herkenbaar is in het PV en geeft aan het PV te willen intrekken. De betreffende ILT-inspecteur verwijst haar tweemaal door naar de politie. Later bericht ook de directeur van het KDV Amsterdam deze inspecteur met dezelfde boodschap. Als de ILT dit meldt bij de politie, geeft die aan dat een gedane melding niet kan worden ingetrokken.
• Op 30 september (19.01) stuurt de fabrikant een bericht aan de directeur Wegen en Verkeersveiligheid met daarin een afschrift van het bericht dat door de directeur van het KDV Amsterdam is verstuurd aan de ILT-inspecteur.
• Op 30 september (22.43 uur) stuurt de directeur van het kinderdagverblijf een bericht aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Daarin meldt de directeur dat ze spijt hebben van hun communicatie met de ILT en dat het lijkt dat de ILT met hun informatie aan de haal gaat. De staatssecretaris stuurt dit bericht dezelfde avond door naar de Secretaris-Generaal, die het op haar beurt doorstuurt naar de Inspecteur-Generaal van de ILT.
• Op 1 oktober (in de ochtend) bericht de staatssecretaris de minister mondeling over het bericht dat ze van de directeur van het kinderdagverblijf heeft ontvangen.
• Op 1 oktober (rond 12.00 uur) geeft de minister – na intern beraad – opdracht om een schorsingsbesluit op te stellen. Bij de overwegingen bij het schorsingsbesluit werden – naast het feitenrelaas van de ILT van 1 oktober – ook de berichten over het willen intrekken van de verklaring van het KDV Amsterdam betrokken. Dit was zowel langs de lijn van de ILT aan de orde gesteld, als ook langs de lijn van de staatssecretaris en de directeur Wegen en Verkeersveiligheid. De minister heeft dit betrokken bij haar afweging. Doorslaggevend in die afweging waren de geconstateerde twijfels over de technische constructie van de Stint en het feit dat er, zonder dit voor te leggen aan het ministerie, technische wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van de Stint zoals die destijds is toegelaten. Het bericht van de meldster dat ze haar melding wilde intrekken, deed daar niets aan af.
• Uit het proces-verbaal van 3 oktober blijkt het volgende: op 1 oktober ontvangt de verbalisant van de politie een terugbelverzoek van de melder. Om 10.15 uur zoekt hij telefonisch contact met de melder, maar krijgt dan niemand aan de lijn. Hij spreekt vervolgens de voicemail in en zegt dat hij later die dag zal terugbellen. Om 13.30 uur zoekt hij nogmaals telefonisch contact. Dan beantwoordt de melder wel de telefoon en geeft daarbij aan dat de directeur van het KDV Amsterdam zal meeluisteren. Samen met de directeur van het KDV Amsterdam doet de melder een nieuwe melding. Daarin geeft de melder onder meer aan dat ze haar verklaring, van hetgeen ze vrijdag 21 september 2018 met de verbalisant had besproken, in wil trekken. Ze vertelt dat ze zich niet prettig voelt bij de wijze waarop de ILT met haar verklaring omgaat en vindt dat er met haar verhaal aan de haal wordt gegaan. Op het eerder gemaakte PV wil ze nog aanvullen dat de twee Stints die benoemd worden inderdaad voor de zomervakantie problemen veroorzaakten, beide gerepareerd waren en de gehele zomerperiode geen problemen hebben gegeven. Na de zomer gaf één Stint weer problemen en vervolgens hebben ze beide Stints uit de running genomen.
• Op 1 oktober (15.00 uur) belt de verbalisant van de politie met de ILT-inspecteur om te vragen hoe een en ander is gelopen en om het verkregen gevoel van de melder over te brengen. Dit is later vastgelegd in het proces-verbaal van 3 oktober. De politie laat op 2 november 2018 weten dat de verbalisant achteraf niet met 100% zekerheid kan zeggen of er wel of niet melding is gemaakt van een aanvullend PV. De ILT-inspecteur is van oordeel dat het aanvullend PV niet aan de orde is geweest tijdens het telefoongesprek.
• Op 3 oktober wordt door de politie een nieuw proces-verbaal opgemaakt.
• Op 3 oktober is er over een aantal zaken contact tussen de ILT en de politie. Daarin meldt de politie desgevraagd (over het eerste proces-verbaal) dat een gedane melding niet kan worden ingetrokken. Er wordt niet gesproken over het bestaan van een aanvullend of nieuw proces-verbaal.
• Op 10 oktober zendt IenW ingevolge de verplichting op basis van de AVG een brief aan het KDV Amsterdam waarin aangegeven wordt dat in verband met de voorlopige voorziening de informatie van haar melding bij de politie naar de rechtbank zal worden verzonden en dat dit in verband met het voldoen aan de AVG geanonimiseerd zal gebeuren. Bij deze brief wordt het proces-verbaal van 28 september, gemarkeerd met de te verwijderen persoons- en locatiegegevens, voorgelegd.
• Op 15 oktober heeft de melder van het KDV Amsterdam contact met IenW over de dossierstukken voor de aanstaande rechtszaak. Daarin stelt de melder dat het haar door IenW voorgelegde PV van 28 september niet compleet is en wijst er op dat in dit proces verbaal naar een bijlage wordt verwezen, maar dat dit stuk daar niet bij zit. IenW gaat dit na bij de ILT; de ILT doet vervolgens navraag bij de politie. Die politie stuurt op 15 oktober een aanvullend document op: de bijlage bij het proces-verbaal van 28 september, dit betreft een “meldkamerlogging” van 20 september. Er wordt niet gesproken over het bestaan van een aanvullend of nieuw proces-verbaal.
• De “meldkamerlogging” wordt door IenW overgelegd aan de melder, die aangeeft dat deze bijlage (de “meldkamerlogging”) niet de volledige informatie betreft. IenW doet opnieuw navraag bij de ILT, die aangeeft dat er geen nadere informatie is.
• Bij brief van 12 oktober en fax van 16 oktober zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd aan de rechtbank, genummerd onder 1 tot en met 18. De processtukken 8 tot en met 16 en 18 bevatten gelakte passages. Bij brief en fax van 16 oktober zijn deze processtukken ook in ongelakte vorm bij de rechtbank ingediend. Bij de ingediende stukken zaten het proces-verbaal van 28 september en de bijlage (de “meldkamerlogging”) daarbij.
• Op 16 oktober wordt het verweerschrift van IenW naar de rechtbank gestuurd. Hierin wordt geciteerd uit het proces verbaal van 28 september. Hierin wordt niet geciteerd uit het proces-verbaal van 3 oktober. Dat kon ook niet want dit document was toen niet bekend bij het ministerie.
• Op 18 oktober, voorafgaand aan de zitting bij de rechtbank, laat IenW de melder weten dat het proces-verbaal van 28 september met aanvulling van de bijlage (de “meldkamerlogging”) aan de rechtbank is overgelegd en dat er niet meer schriftelijke informatie door de politie aan IenW is overhandigd. Wel wordt er op gewezen dat er aan de rechtbank een tweetal verslagen van de ILT is overgelegd waarin is vermeld dat de fabrikant heeft aangegeven dat een KDV op een gedane melding wilde terugkomen. De ILT heeft deze persoon terugverwezen naar de politie omdat die het proces-verbaal heeft opgemaakt.
• Op 22 oktober is er per brief correspondentie tussen IenW en de melder over verstrekking van informatie aan de Tweede Kamer.
• Op 27 oktober reageert de directeur KDV Amsterdam dat ze slechts akkoord gaan met een volledig verslag van alle contacten die zij met de politie hebben gehad.
• Op 28 oktober is er contact tussen politie en de ILT n.a.v. vragen van de pers aan het OM. Er wordt door de pers aangegeven dat de directeur van het KDV in Amsterdam op 1 oktober contact heeft opgenomen met politie om de melding in te trekken. De politie geeft aan dit exact te laten uitzoeken en uit te zetten in een tijdlijn. Afgesproken wordt dat politie de ILT daarna informeert.
• Op 29 oktober vraagt de ILT aan de politie naar de voortgang. De politie geeft aan dat de vraag is uitgezet.
• Op 31 oktober meldt de politie aan de ILT dat de door de pers gevraagde informatie betrekking heeft op een nieuw proces-verbaal van bevindingen, dat op 3 oktober is opgemaakt en dat niet eerder aan de ILT is verstrekt.
• Nadat de ILT op 31 oktober dit nieuwe proces-verbaal formeel heeft opgevraagd, wordt dit op diezelfde dag (16.14 uur) door de politie aan de ILT verstrekt.
• Naar aanleiding van het debat in de Tweede Kamer van 1 november jl. is gevraagd aan onze procesvertegenwoordiger (de Landsadvocaat) om zekerheidshalve te bevestigen dat het nieuwe proces-verbaal van 3 oktober geen onderdeel heeft uitgemaakt van de stukken die in verband met de zitting van 18 oktober naar de rechtbank zijn gezonden door de procespartijen. Deze heeft dat bevestigd.