Najaarsnota 2018

Toelichting:

Gisterenavond heeft de minister van Financiën de Najaarsnota naar de Tweede Kamer gestuurd. De suppletoire begrotingen (per departement) zijn nog niet gepubliceerd. Een selectie van relevante passages uit deze begrotingen ontvangt u zodra deze beschikbaar komen.

Uitgelicht:

Uit de verticale toelichting (p. 30-32)

“SZW

Ontvangsten
Mee- en tegenvallers

Rijksbegroting

Waarborgfonds kinderopvang
In 2004 zijn tijdelijk middelen beschikbaar gesteld aan de Stichting Waarborgfonds Kinderopvang. Dit om kinderopvangorganisaties middels een garantstelling te kunnen ondersteunen bij de overgang naar het huidige stelsel van kinderopvangtoeslag. Deze middelen worden nu terugbetaald.

Sociale Zekerheid

Kinderopvangtoeslag
Er is een tegenvaller op de ontvangsten op de kinderopvangtoeslag (KOT). Voor de toeslagjaren 2016 tot en met 2018 worden de verwachte terugontvangsten naar beneden bijgesteld.”

In de bijlage vindt u de verticale toelichting, de belasting- en premieontvangsten op kasbasis en de regeerakkoordmiddelen op de aanvullende post.


1. Inleiding
De Najaarsnota presenteert de ontwikkeling van de inkomsten en uitgaven voor het lopende begrotingsjaar 2018. Hierbij worden de wijzigingen ten opzichte van de stand in de Miljoenennota 2019 gepresenteerd. De met de Najaarsnota samenhangende tweede suppletoire begrotingswetten worden tegelijk met deze nota aan de Tweede Kamer aangeboden. De tweede suppletoire begrotingswetten zijn de laatste reguliere mogelijkheid voor het kabinet om voor het lopende begrotingsjaar nog beleidsmatige mutaties aan uw Kamer voor te leggen.

Leeswijzer
Paragraaf 2 licht het uitgavenbeeld van de begroting 2018 toe met de mutaties sinds de Miljoenennota 2019 en de plafondtoetsing. Paragraaf 3 bespreekt het inkomstenbeeld van de begroting. Paragraaf 4 bespreekt het totale budgettaire beeld wat resulteert in de raming en opbouw van het overheidssaldo (0,9 procent bbp) en de overheidsschuld (52,7 procent bbp).

Bijlage 1 geeft een overzicht van de budgettaire kerngegevens en de ontwikkeling van de overheidsschuld. Bijlage 2 bevat de belasting- en premieontvangsten op kasbasis en bijlage 3 de Verticale Toelichting. Bijlage 4 geeft een overzicht van de middelen op de Aanvullende Post.

2. Het uitgavenbeeld
Het kabinet voert een trendmatig begrotingsbeleid, waarbij het stuurt op vaste uitgavenplafonds die aan het begin van de kabinetsperiode worden vastgesteld. Het uitgavenplafond geeft de maximale ruimte weer voor uitgaven binnen de kabinetsperiode en hoeft niet maximaal benut te worden. Voor het overgrote deel van de rijksuitgaven geldt een uitgavenplafond. Het totale uitgavenplafond is onderverdeeld in drie deelplafonds: Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg. Het kabinet toetst tijdens de kabinetsperiode het verwachte uitgavenniveau aan het vooraf afgesproken uitgavenplafond. Dit is de zogenoemde plafondtoets.

Het uitgavenplafond wordt bijgesteld voor loon- en prijsontwikkeling, statistische correcties en mutaties in de WW en bijstand die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes. De bij Najaarsnota geraamde uitgaven voor 2018 zijn lager dan het voor 2018 vastgestelde plafond. De onderschrijdingen bij de drie deelplafonds tellen op tot een onderschrijding van het totaalplafond met 3,7 miljard euro. Dit is weergegeven in tabel 2.1.

Deze onderuitputting wordt deels verklaard door de ambitieuze investeringsagenda voor het eerste kabinetsjaar in combinatie met de positieve economische situatie. Hierdoor kwamen bepaalde middelen niet tot besteding in het daarvoor bestemde jaar. Het grootste deel van deze middelen blijft beschikbaar voor latere jaren, middels de eindejaarsmarge en kasschuiven.

Departementen mogen een deel van de niet bestede middelen meenemen naar het volgende jaar, de zogenoemde eindejaarsmarge. De eindejaarsmarge bedraagt maximaal 1 procent van de begroting. Voor een aantal grote investeringsuitgaven op de begroting (infrastructuurfonds, deltafonds, investeringsartikel defensie) geldt echter een uitzondering, onderuitputting op deze middelen mag volledig worden meegenomen naar het volgende jaar. Het zijn vooral deze investeringsuitgaven waarop onderuitputting optreedt bij Najaarsnota. 2,2 miljard euro van de onderuitputting in 2018 wordt hierdoor meegenomen naar latere jaren. Daarnaast zijn er niet bestede RA-middelen meegenomen naar 2019 middels kasschuiven.

Daarnaast is een groot deel van de overige 1,5 miljard onderuitputting incidenteel, zoals de schikking met ING die leidde tot een verdere onderschrijding van 624 miljoen. Het is dan ook onverstandig de overgebleven onderuitputting aan te wenden voor nieuwe beleidswensen. De begroting kent de nodige neerwaartse risico’s zoals de huidige onzekerheden rondom brexit, een dreigende handelsoorlog en een tegenvallende economische conjunctuur. Door de onderuitputting te gebruiken voor aflossing van de staatsschuld nemen de buffers toe die nodig zijn wanneer dergelijke risico’s zich materialiseren.

Tabel 2.1 Plafondtoets totaalplafond 2018
(in miljarden euro, “-” is onderschrijding)
1. Uitgavenplafond Totaal bij Miljoenennota 2019 278,1
2. Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling 0,0
3. Statistische correcties 0,0
4. Aanpassing vanwege conjunctureel effect WW en bijstand 0,1
5. Uitgavenplafond Totaal bij Najaarsnota 2018 (=1 t/m 4) 278,2
6. Actuele raming uitgaven 274,5
7. Over/onderschrijding (=6-5)* -3,7
w.v. deelplafond Rijksbegroting -1,8
w.v. deelplafond Sociale Zekerheid -0,4
w.v. deelplafond Zorg -1,5

*Van deze plafondonderschrijding is 2,9 miljard euro al bij Miljoenennota 2019 gepresenteerd.

Tevens is bij Najaarsnota besloten tot oprichting van de begrotingsreserve Maatregelen voor CO2-reductie.

De plafondtoetsing en uitgavenmutaties voor de drie deelplafonds Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg, worden hieronder verder toegelicht.

Deelplafond Rijksbegroting

Tabel 2.2 Ontwikkeling uitgaven deelplafond Rijksbegroting
(in miljoenen euro; “-” is onderschrijding) 2018
1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019 126.580
2 Statistische correcties 1
3 Overboekingen met Sociale zekerheid en Zorg 1
4 Uitgavenplafond bij Najaarsnota 2018 (=1 t/m 4) 126.582
5 Uitgaven bij Miljoenennota 2019 124.807
6 Statistische correcties 1
7 Overboekingen met Sociale zekerheid en Zorg 1
8 HGIS -39
9 EU-afdrachten -41
10 Rente -3
11 Dividend staatsdeelnemingen -40
12 Tegenvaller afpakken, boeten en transacties JenV 97
13 Begrotingsreserve Maatregelen voor CO2-reductie 500
14 Onderuitputting -479
15 Kasschuiven -20
16 Overig 17
17 Uitgaven bij Najaarsnota 2018 (=5 t/m 16) 124.802
18 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019 (=5-1) -1.772
19 Ontwikkeling Plafondtoets sinds Miljoenennota (=20-18) -8
20 Over/onderschrijding uitgavenplafond bij Najaarsnota 2018 (=17-5) -1.780

Bij Najaarsnota 2018 is er een verwachte onderschrijding van het uitgavenplafond Rijksbegroting van 1,8 miljard euro in 2018.

Plafondaanpassingen
Het uitgavenplafond Rijksbegroting wordt bij Najaarsnota naar boven bijgesteld als gevolg van een statistische correctie en het saldo van overboekingen met de uitgavenplafonds Sociale Zekerheid en Zorg.

HGIS
De daling van de HGIS wordt voornamelijk veroorzaakt door een overboeking van BHOS naar JenV voor de kosten van eerstejaars asielopvang.

EU-afdrachten
De Europese Commissie heeft de raming voor de invoerrechten en de bijbehorende perceptiekostenvergoeding voor 2018 geactualiseerd op basis van recente realisatiecijfers. Dit leidt tot een per saldo verlaging van de Nederlandse afdracht aan de EU met 41 miljoen euro.

Rente
De raming van de rentelaten wijzigt als gevolg van bijstellingen van de rentetarieven en de financieringsbehoefte.

Dividend staatsdeelnemingen
De dividendontvangsten staatsdeelnemingen worden met 40 miljoen euro naar boven bijgesteld.

Tegenvaller afpakken, boeten en transacties JenV
Bij de opbrengsten afpakken is sprake van een tegenvaller op de zogenaamde ‘kleine afpakopbrengsten’ (zaken waarbij minder dan 10 miljoen euro wordt afgepakt), wat leidt tot een tegenvaller van ca. 50 miljoen euro. Er zijn daarnaast minder ontvangsten uit boeten en transacties, voornamelijk door acties in aanloop naar het sluiten van de nieuwe CAO politie.

Begrotingsreserve Maatregelen voor CO2-reductie
Het kabinet zal mogelijk additionele maatregelen nemen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard en timing van de eventuele aanvullende maatregelen nog onzeker is, heeft het kabinet besloten deze eventuele maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve mogelijk te maken. De reserve loopt tot en met 2020, wordt gekoppeld aan artikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) van de EZK-begroting en staat onder voorafgaand toezicht van het Ministerie van Financiën. De reserve wordt eenmalig gevuld met 500 miljoen euro. Als de uitgaven hoger uitvallen dan de beschikbare middelen uit de begrotingsreserve, dan gelden de reguliere begrotingsregels. Als de uitgaven lager uitvallen dan vloeit het restant terug naar de schatkist. Onttrekking van middelen uit de reserve moet vooraf door het ministerie van Financiën goedgekeurd worden. Daarbij wordt getoetst op het zo kostenefficiënt mogelijk verminderen van CO2. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat coördineert de set aan maatregelen om CO2 te reduceren. Andere departementen zoals LNV, IenW en BZK kunnen ook een beroep doen op deze middelen voor CO2-reducerende maatregelen.

Onderuitputting
Op diverse begrotingen is er sprake van onderuitputting in 2018. Tabel 2.3 geeft inzicht in de verdeling hiervan over de verschillende departementale begrotingen onder het deelplafond Rijksbegroting. De meeste onderuitputting doet zich voor op het Infrastructuurfonds. De onderuitputting op het Infrastructuurfonds is hoofdzakelijk het gevolg van autonome vertragingen bij infrastructurele projecten waardoor de middelen niet in 2018 maar in latere jaren tot besteding zullen komen. Zoals eerder aangegeven mogen middelen op het Infrastructuurfonds onbeperkt worden meegenomen naar volgende jaren, waardoor zij beschikbaar blijven voor investeringen. De Verticale Toelichting in bijlage 3 geeft per begrotingshoofdstuk meer gedetailleerde informatie over de mutaties die hebben plaatsgevonden.

Tabel 2.3 Onderuitputting per begrotingshoofdstuk
(in miljoenen euro; “-“ is onderuitputting) 2018
Algemene Zaken -1,1
Koninkrijksrelaties -0,9
Infrastructuur en Waterstaat -3,2
Economische Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -25,4
Sociale Zaken en Werkgelegenheid -55,1
Volksgezondheid, Welzijn en Sport -69,4
Infrastructuurfonds -272,4
HGIS -51,5
Totaal -479,0

Onderuitputting heeft tevens een effect op het accres; de groei van het Gemeente- en Provinciefonds. De uitgaven van het Rijk worden hierdoor immers lager. Door de trap-op-trap-af-systematiek leiden deze lagere rijksuitgaven tot een neerwaartse bijstelling van het accres. Dit aspect van de systematiek is in het laatste Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) aan de orde geweest. Daarin was overeenstemming dat de neerwaartse accresbijstelling het gevolg is van de systematiek en dat er geen aanleiding is voor een wijziging of een aangepaste toepassing van de systematiek. De neerwaartse accresbijstelling als gevolg van de onderuitputting bij Najaarsnota wordt – in tegenstelling tot de neerwaartse aanpassing bij Miljoenennota – bij Voorjaarsnota verwerkt.

Kasschuiven
Voor het realiseren van het regeerakkoord worden kasschuiven voorgesteld op de begrotingen van VWS (33 miljoen euro op diverse beleidsartikelen) en LNV (10 miljoen euro klimaatmiddelen). Deze middelen worden meegenomen naar 2019 en blijven daardoor beschikbaar. Daarnaast is een kleine kasschuif (0,75 miljoen euro) voor de Algemene Rekenkamer naar 2019 opgenomen. Hiertegenover staan tegengestelde kasschuiven naar 2018 op de begrotingen van OCW (15 miljoen euro algemene mediareserve) en op de Aanvullende Post (8,4 miljoen euro regionale knelpunten).

Overig
De post “Overig” bevat het saldo van een aantal overige mutaties, zoals extra uitgaven voor de OV-chipkaart, hoger dan geraamde opbrengsten van een recente veiling van een aantal locaties van benzinestations langs Rijkswegen en de tegenboeking van de HGIS-post in de plafondtoets.

Deelplafond Sociale Zekerheid

Tabel 2.4 Ontwikkeling uitgaven deelplafond Sociale Zekerheid
(in miljoenen euro; “-“ is onderschrijding) 2018
1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019 78.967
2 Aanpassingen vanwege conjunctureel effect WW en bijstand 67
3 Statistische correcties 1
4 Overboekingen met Rijksbegroting 12
5 Uitgavenplafond bij Najaarsnota 2018 (=1 t/m 5) 79.046
6 Uitgaven bij Miljoennota 2019 78.616
7 Conjunctureel effect WW en bijstand 67
8 Statistische correcties 1
9 Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg 12
10 Overig -22
11 Uitgaven bij Najaarsnota 2018 (=6 t/m 10) 78.673
12 Over/onderschrijding Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019 (=6-1) -351
13 Ontwikkeling Plafondtoets sinds Miljoenennota (=14-12) -22
14 Over/onderschrijding Uitgavenplafond bij Najaarsnota 2018 (=11-5) -373

Bij Najaarsnota 2018 is er een verwachte onderschrijding van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid van 0,4 miljard euro in 2018.

Plafondaanpassingen
In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan te passen voor het conjuncturele effect van de WW en bijstand. De uitkeringslasten als gevolg van het conjuncturele effect in de WW en bijstand zijn voor 2018 naar boven bijgesteld. Dit komt grotendeels door een tegenvaller op de WW-uitgaven ten opzichte van eerdere ramingen. Het aantal uitkeringen komt hoger uit dan eerder geraamd. Tevens wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd voor enkele kleine statistische correcties en overboekingen met het uitgavenplafond Rijksbegroting.

Uitgavenbijstellingen
Bij Najaarsnota 2018 hebben zich geen grote veranderingen voorgedaan op uitgavenplafond Sociale Zekerheid ten opzichte van Miljoenennota 2019. Wel zijn er enkele kleinere mee- en tegenvallers met een saldo van -22 miljoen euro. Deze vallen onder de post overig. Zo zijn er meevallers op de AOW, de Toeslagenwet en het kindgebonden budget. Er zijn ook enkele tegenvallers op onder andere de kinderopvangtoeslag, de Toeslagenwet en de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO).

Deelplafond Zorg

Tabel 2.5 Ontwikkeling uitgaven deelplafond Zorg
(In miljoenen euro; “-” is onderschrijding) 2018
1 Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019 72.555
2 Overboekingen met Rijksbegroting -13
3 Uitgavenplafond bij Najaarsnota 2018 (=1 t/m 2) 72.542
4 Uitgaven bij Miljoennota 2019 71.731
5 Overboekingen met Rijksbegroting -13
6 Actualisatie zorguitgaven -720
7 Overig 12
8 Uitgaven bij Najaarsnota 2018 (=4 t/m 7) 71.010
9 Over/onderschrijding Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019 (=4-1) -824
10 Ontwikkeling Plafondtoets sinds Miljoenennota (=11-9) -708
11 Over/onderschrijding Uitgavenplafond bij Najaarsnota 2018 (=8-3) -1.532

Bij Najaarsnota 2018 is er een verwachte onderschrijding van het uitgavenplafond Zorg van 1,5 miljard euro in 2018.

Plafondaanpassingen
Het uitgavenplafond Zorg wordt met 13 miljoen euro naar beneden bijgesteld door overboekingen met het uitgavenplafond Rijkbegroting. Hoofdzakelijk werd dit veroorzaakt door een overboeking van 7,2 miljoen euro naar plafond Rijksbegroting voor het Pensioenfonds Caribisch Nederland vanwege een te lage dekkingsgraad.

Uitgavenbijstellingen
Op basis van voorlopige gegevens van het Zorginstituut Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit over het eerste half jaar van 2018 zijn de ramingen van de zorguitgaven 2018 geactualiseerd. Deze cijfers hebben hierdoor een voorlopig karakter. Het beeld dat hieruit naar voren komt, leidt tot een neerwaartse bijstelling van uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) van 600 miljoen euro en een neerwaartse bijstelling van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) van 120 miljoen euro. De belangrijkste sectoren in de Zvw waarin naar verwachting sprake is van een onderschrijding zijn de wijkverpleging, de eerstelijnszorg, de geestelijke gezondheidszorg en de genees- en hulpmiddelen. Deze geraamde onderschrijding kan nog wijzigen op grond van de realisatiecijfers over geheel 2018. Daarover wordt in het jaarverslag 2018 nader gerapporteerd.

Verder waren bij Najaarsnota enkele kleinere overige mutaties, waaronder een budgetverhoging voor het ziekenhuis op Bonaire (5 miljoen euro) en vrijval van prijsbijstelling (2 miljoen euro).

3. Het inkomstenbeeld
De raming van de totale belasting- en premieontvangsten 2018 is met 0,4 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2019.

Tabel 3.1 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2018 (op EMU-basis)
(In miljarden euro) Stand MN 2019 Stand NJN 2018 Mutatie
Totaal belastingen en premies 284,8 285,2 0,4
Wv. belastingen en premies volksverzekeringen 220,9 221,3 0,4
Wv. premies werknemersverzekeringen 63,9 63,9 0,0

De Najaarsnotaraming is gebaseerd op de gerealiseerde ontvangsten over 2018 tot en met de maand oktober. In tabel 3.2 is een uitsplitsing naar de verschillende belastingsoorten opgenomen. Bij de kostprijsverhogende belastingen zijn de btw-ontvangsten met 205 miljoen euro neerwaarts bijgesteld. Dat is gedaan op basis van de kasrealisaties van het derde kwartaal van 2018; het merendeel van de btw-aangiftes is op kwartaalbasis. Per saldo bedraagt de neerwaartse bijstelling 41 miljoen euro bij de kostprijsverhogende belastingen, door verschillende kleinere opwaartse en neerwaartse ramingsbijstellingen.

Bij de belastingen en premies volksverzekeringen op inkomen, winst en vermogen springt vooral de opwaartse bijstelling van 350 miljoen euro bij de dividendbelasting in het oog. Er wordt meer dividendbelasting ontvangen in de kas door meer en/of hogere dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen. Uit de aangiftegegevens blijkt dat deze hogere ontvangsten zowel volgen uit dividenduitkeringen van (grote) beursgenoteerde bedrijven als uit hogere dividenden van het MKB. Voor de raming van de erf- en schenkbelasting is dezelfde ramingsmethode gebruikt als bij de Miljoenennota 2019 . Die ramingsmethode is opgebouwd als de optelsom van al gerealiseerde kasopbrengsten plus een inschatting van de waarde van reeds opgelegde en nog op te leggen aanslagen. Daarbij geven met name de kasrealisaties over de maanden augustus, september en oktober aanleiding om de geraamde ontvangsten uit de erf- en schenkbelasting voor 2018 met 237 miljoen euro omlaag bij te stellen ten opzichte van Miljoenennota 2019. Voor nadere informatie over de stand van zaken bij de erf- en schenkbelasting verwijs ik u naar de brief die door de Staatssecretaris van Financiën is verzonden.

De loon- en inkomensheffing en de vennootschapsbelasting (vpb) zijn bijgesteld met respectievelijk 182 en 117 miljoen euro op basis van de kasontvangsten. Ten opzichte van de omvang van deze belastingsoorten zijn dit beperkte bijstellingen. Per saldo bedraagt de opwaartse bijstelling 412 miljoen euro bij de belastingen en premies volksverzekeringen op inkomen, winst en vermogen.

Tabel 3.2 Belasting- en premieontvangsten 2018 (op EMU-basis)
 (In miljoenen euro; “-” is saldoverslechterend) MN2019 NJN2018 Verschil
Kostprijsverhogende belastingen 87.983 87.942 -41
Omzetbelasting 53.145 52.940 -205
Accijnzen 12.118 12.126 8
MRB 4.142 4.144 2
Belastingen op milieugrondslag 5.133 5.095 -37
Invoerrechten 3.099 3.145 46
Overdrachtsbelasting 2.842 2.924 82
Assurantiebelasting 2.640 2.673 33
Verhuurderheffing 1.714 1.739 24
BPM 2.222 2.259 36
Bankbelasting 478 447 -31
Overige 450 450 0
Belastingen en premies volksverzekeringen

op inkomen, winst en vermogen

132.940 133.351 412
Loon- en inkomensheffing 102.658 102.840 182
Vennootschapsbelasting 23.696 23.813 117
Dividendbelasting 3.917 4.267 350
Schenk- en erfbelasting 1.938 1.701 -237
Overige 731 731 0
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 220.923 221.293 370
Premies werknemersverzekeringen 63.866 63.866 0
Totaal belastingen en premies 284.789 285.159 370

4. Overheidssaldo en overheidsschuld
Het overheidssaldo wordt voor 2018 geraamd op 0,9 procent van het bbp. Het overschot valt 0,1 procentpunt hoger uit dan werd geraamd bij de Miljoenennota 2019. De ontwikkeling van het geraamde overheidssaldo is weergegeven in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Ontwikkeling feitelijk overheidssaldo sinds Miljoenennota 2019
(in procenten bbp; “+” is overschot) 2018
EMU-saldo Miljoenennota 2019 0,8%
Inkomsten 0,0%
Uitgaven onder het uitgavenplafond 0,1%
w.v. Rijksbegroting 0,0%
w.v. Sociale zekerheid 0,0%
w.v. Zorg 0,1%
Overig 0,0%
EMU-saldo Najaarsnota 2018 0,9%

De positieve ontwikkeling van het saldo wordt vooral verklaard door lagere uitgaven onder het deelplafond Zorg. De mutaties bij de inkomsten zijn beperkt. De post overig bestaat onder meer uit overige uitgaven en ontvangsten die niet relevant zijn voor enig plafond, zoals dividend financiële instellingen en zorgbemiddelingskosten.

De overheidsschuld wordt voor eind 2018 geraamd op 52,7 procent van het bbp. Ten tijde van de Miljoenennota werd de schuld nog geraamd op 53,1 procent van het bbp. Ten opzichte van de Miljoenennota 2019 is de overheidsschuld dus met 0,4 procentpunt verbeterd. De belangrijkste verklaring hiervoor is de positieve ontwikkeling van het overheidssaldo. Daarnaast heeft het CBS de schuld ultimo 2017 licht neerwaarts bijgesteld, wat een verlagend effect heeft op de schuld. De post overig bevat onder andere het vroegtijdig beëindigen van renteswaps wat eveneens een schuldverlagend effect heeft.

Tabel 4.2 Ontwikkeling overheidsschuld sinds Miljoenennota 2019
(in procenten bbp; “+” is toename schuld)  2018
EMU-schuld Miljoenennota 2019 53,1%
EMU-saldo -0,1%
Mutatie stand schuld ultimo 2017 -0,1%
Overig -0,2%
EMU-schuld Najaarsnota 2018 52,7%

Met een overheidssaldo van 0,9 procent bbp en een overheidsschuld van 52,7 procent bbp voldoet Nederland aan de Europese grenswaarden van respectievelijk -3 en 60 procent. Nederland presteert hiermee tevens beter dan het Europees gemiddelde van -0,6 en 86,9 procent bbp. Daartegenover staat dat er landen in de Eurozone zijn met een lagere overheidsschuld (waaronder de Baltische staten en Luxemburg) en een positiever overheidssaldo (waaronder Duitsland) en dat de overheidsschuld nog altijd hoger is dan voor de crisis (43,1 procent bbp).

——————–

Bijlage 1: Budgettaire kerngegevens

Tabel 1 Budgettaire kerngegevens
(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven) 2018
Inkomsten (belastingen en sociale premies) 285,1
Netto-uitgaven onder het uitgavenplafond 274,5
Rijksbegroting 124,8
Sociale zekerheid 78,7
Zorg 71,0
Overige netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 2,7
Gasbaten -1,9
Zorgtoeslag 4,6
Overig 0,1
Totale netto-uitgaven 277,2
EMU-saldo centrale overheid 7,9
EMU-saldo decentrale overheden -1,2
Feitelijk EMU-saldo 6,7
Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp) 0,9%
Bruto binnenlands product (bbp)                     773
Tabel 2 Opbouw overheidsschuld
(in miljarden euro; + is schuldverhogend) 2018
1 EMU-schuld begin jaar 419,8
2 EMU-saldo centrale overheid -7,9
3 EMU-saldo sociale fondsen -7,7
4 EMU-saldo Rijk (2-3) -0,2
5 Kas-transverschillen en financiële transacties -13,5
6 Mutatie begrotingsreserves -0,3
7 Mutatie derdenrekeningen 0,9
8 Financieringstekort Rijk (4+5+6+7) -13,1
9 Overige exogene mutaties schuld -0,9
10 EMU-saldo decentrale overheden 1,2
11 EMU-schuld einde jaar (1+8+9+10) 407,0
12 EMU-schuldquote (in procenten bbp) 52,7%