Rapport ‘Het potentieel pakken: de waarde van meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt’ – McKinsey Global Institute

Uitgelicht:

Selectie kinderopvang uit het rapport volgt onder de Kamerbrief.


Inleiding

In september 2016 verscheen het rapport Power of Parity, een studie van McKinsey Global Institute. Naar aanleiding daarvan zijn er door McKinsey specifieke landenrapporten opgesteld, waaronder bijgaande studie voor Nederland.

McKinsey hanteert bij deze studie een nieuwe integrale benadering van emancipatie waarbij de invalshoek wordt verbreed: naast de gelijke rechten invalshoek schetst de studie ook een economische benadering van achterblijvende positie van vrouwen. Dat levert een rijk handelingsperspectief op, omdat het inzoomt op het wegnemen van barrières en daar de financiële aspecten en mogelijkheden van in kaart brengt.

Het beeld voor Nederland

McKinsey schetst een helder beeld van hoe het ervoor staat qua gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Daarbij besteden ze veel aandacht aan de situatie op de arbeidsmarkt.

Om te beginnen is er de positieve kant: Nederland heeft een hoge participatie van vrouwen en weet dus te bereiken dat voor de meeste vrouwen de stap naar de arbeidsmarkt bereikbaar is. Tegelijk laat McKinsey duidelijk zien dat er ook nadelen verbonden zijn aan de Nederlandse situatie:
• Veel vrouwen zijn – ook als ze werken – niet economisch of financieel zelfstandig. Dat komt doordat ze vaak in kleine deeltijdbanen werken. Dat maakt hen kwetsbaar.
• Door al vroeg te kiezen voor kleine deeltijdbanen, blijft talent onbenut en blijven bepaalde mogelijkheden onbereikbaar. Dit sluit direct aan bij studies van het SCP over de deeltijdfuik.
• McKinsey laat zien dat vrouwen een grote economische potentie vertegenwoordigen en de Nederlandse economie er veel baat bij kan hebben als deze potentie meer benut wordt.
• Dit geldt eens te meer omdat we weten dat er op dit moment door werkgevers aan alle kanten om extra arbeidskrachten wordt geroepen en we voor onze ambities voor zorg en onderwijs alle zeilen bij moeten zetten.
• Wat dat betreft is het extra frustrerend dat we in Nederland zo’n situatie in de sectoren zorg en onderwijs hebben. Nergens in de wereld werken zoveel vrouwen in deeltijd. Scholen krijgen ternauwernood hun roosters rond en in de zorg is grote behoefte aan handen aan het bed.

Inzet van het kabinet: de arbeidsmarkt is toe aan een volgende stap

De stap om vrouwen te betrekken bij de arbeidsmarkt hebben we in Nederland succesvol gezet. De analyse van McKinsey laat zien dat het tijd is voor een volgende stap; de Nederlandse arbeidsmarkt verdient aanpassing.

Wij willen een samenleving waarin iedereen kansen krijgt en die ook kan grijpen. Keuzevrijheid is hierbij belangrijk. McKinsey laat echter zien dat hoe we dit aanpakken in Nederland, ertoe leidt dat teveel vrouwen terechtkomen in kleine deeltijdbanen in plaats van uitdagende carrières. Hiermee onderscheidt Nederland zich scherp van landen om zich heen, wat de vraag opwerpt of deeltijd werken altijd een keuze is, of wellicht ook een klem is. Dit is de aanleiding om na te denken of het huidige systeem voldoet en of we de doelen daarmee wel kunnen bereiken.

McKinsey laat zien dat met kleine aanpassingen er een wereld te winnen is: als het gemiddeld aantal gewerkte uren met 2 tot 5 uur omhoog gaat, zullen ongeveer 230.000 meer vrouwen economisch zelfstandig zijn.

McKinsey geeft aan dat het lerarentekort is opgelost als alle vrouwelijke parttimers in het onderwijs gemiddeld 34 minuten per week meer gaan werken. Uit onze berekeningen zoals op 24 augustus in de Kamerbrief over het lerarentekort staat, blijkt dat er meer maatregelen nodig zijn om het tekort op te lossen. Uitbreiding van de deeltijdfactor is een van de mogelijke opties. McKinsey wijst erop dat om meer uren werken mogelijk te maken, het mogelijk moet zijn om werk met zorgtaken te kunnen combineren.

Aanpak van het kabinet: forse stappen

Het kabinet heeft bij aantreden al belangrijke stappen gezet om gelijkheid op de arbeidsmarkt te ondersteunen. Het kabinet wil met de belastingherziening per 2019 bereiken dat het financieel aantrekkelijker wordt om meer uren te gaan werken door de belastingtarieven te verlagen en de arbeidskorting te verhogen. Daarnaast investeert het kabinet €248 miljoen in de kinderopvangtoeslag. Veel gezinnen waar beide ouders werken krijgen daardoor meer toeslag voor kinderopvang. Dit is ter bevordering van de arbeidsparticipatie van ouders en biedt een grotere (financiële) ondersteuning in de combinatie van arbeid en zorg. Ook wordt het geboorteverlof uitgebreid naar zes weken in 2020.

Verdere stappen zijn nodig

Het rapport van McKinsey laat echter zien dat er reden genoeg is om niet te vroeg tevreden te zijn. Het rapport stelt een belangrijke vraag aan werkgevers in de zorg, onderwijs en in de technische sectoren. Wat maakt – in de zorg en in het onderwijs – een uitbreiding van gewerkte uren aantrekkelijk voor werknemers? En in de technische sectoren: wat kan men doen om de sector aantrekkelijk te maken voor vrouwen? Waar zorgen zijn over het (te) beperkte aanbod van arbeid zou het kunnen helpen om het werk flexibeler in te richten, zodat men niet zo’n groot deel van het aanbod mist.

Daarnaast wil het kabinet specifiek aandacht besteden aan de mate waarin in Nederland in deeltijd wordt gewerkt. Het blijft intrigerend dat Nederland internationaal gezien er zo uit springt als het gaat om deeltijdwerk. Het kabinet wil daarom preciezer onderzoeken hoe het komt dat er in Nederland veel meer dan in andere landen voor deeltijd wordt gekozen, welke rol beleid daarbij speelt en welke beleidsopties mogelijk zijn voor de verschillende doelen die hierbij een rol spelen, zoals goede zorg voor kinderen, gelijkheid, ontwikkeling, economische groei en economische zelfstandigheid.

Een nieuwe impuls

Dit rapport van McKinsey geeft een goede impuls en een nieuwe invalshoek in het emancipatievraagstuk. Het zou mooi zijn als we op basis van dit rapport in Nederland weer een stap verder naar gelijkheid kunnen zetten.

———————–

Selectie kinderopvang uit het Rapport ‘Het potentieel pakken: de waarde van meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt’ – McKinsey Global Institute, september 2018:

In het kort – Het potentieel pakken. De waarde van meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt
(…)
Een doorbraak op dit onderwerp vereist een geïntegreerde aanpak, waarbij meerdere dimensies tegelijkertijd worden aangepakt met alle betrokken partijen. Er is geen ‘silver bullet’ voor dit complexe, systemische probleem. De kracht zit in een geintegreerde aanpak van de verschillende onderdelen, waarbij de overheid, sociale partners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en academici samenwerken. Hierbij kan gedacht worden aan de volgende zes interventies: 1) prioriteer een aantal specifieke aandachtsgebieden, formuleer daarop ambitieuze, concrete doelstellingen en monitor de voortgang, 2) breng de voorzieningen en regelingen die het combineren van werk en zorgtaken ondersteunen op het niveau van andere West-Europese landen, 3) maak het (financieel) aantrekkelijk om meer uren per week te werken, 4) zorg al vanaf de basisschool voor goede voorlichting aan jongens en meisjes ten aanzien van studieen beroepskeuzes en de implicaties daarvan, 5) zorg voor positievere beeldvorming rondom thema’s zoals werkende moeders, zorgende vaders, of kinderopvang, met inspirerende mannelijke en vrouwelijke rolmodellen, en 6) hanteer een levensloopaanpak voorzowel mannen als vrouwen, met flexibiliteit zowel binnen een baan als gedurende een gehele loopbaan.

(…)

Ondanks vele initiatieven is slechts beperkte voortgang op genedergelijkheidgeboekt
(…) Er zijn bijvoorbeeld belastingmaatregelen getroffen waarbij de nettolonen van (vrouwelijke) werknemers met lage inkomens hoger kwamen te liggen. Sinds 2015 werkt de overheid aan de vereenvoudiging en verbetering van kinderopvangregelingen om meer inkomensondersteuning voor moeders te bieden (bijvoorbeeld via de Algemene Kinderbijslagwet). Tevens is er getracht de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen (bijvoorbeeld door de overheid met inkomensafhankelijke combinatiekorting en kinderopvangtoeslag).

(…)

Kinderopvang is relatief duur, kan verbeterd worden qua educatieve waarde en is niet altijd goed afgestemd op de werktijden van ouders
Terwijl de verdeling van onbetaalde zorg tussen mannen en vrouwen in Nederland min of meer gelijk is aan andere West-Europese landen, is de infrastructuur die het combineren van werk enzorgfaciliteert wel degelijk anders. De Nederlandse overheid spendeert relatief weinig aan kinderopvang (0,7 procent van het bbp) in vergelijking met de rest van West-Europa.a3 Daarnaast zijn de netto kosten voor formele kinderopvang in Nederland relatief hoog voor huishoudens. Ouders geven hier, in het geval van fulltime kinderopvang, gemiddeld circa20 procent van hun gezamenlijke inkomen aan uit. Alleen in het Verenigd Koninkrijk ligt dat hoger (Figuur 6)

De relatief lage overheidsuitgaven hebben mogelijk invloed op de kwaliteit van formele opvang. Hoewel de emotionele kwaliteit van kinderopvang (bijvoorbeeld de sensitiviteit van de pedagogische medewerkers of een positieve sfeer) als voldoende tot goed wordt beoordeeld (een gemiddelde score van 5,5 uit 7), scoort de educatieve kwaliteit (bijvoorbeeld het stimuleren van de taalontwikkeling) matig tot voldoende þen gemiddelde score van 3,0 uit 7).

Fen andere uitdaging is dat kinderopvang voor schoolgaande kinderen veelal buiten scholen om moet worden georganiseerd door ouders en niet optimaal is afgestemd op werktijden. Buitenschoolse activiteiten zijnvaaknog steeds de verantwoordelijkheid van ouders, wat onder andere betekent dat zij de logistiek van en rondom deze activiteiten zelf moeten regelen. Dit in tegenstelling tot in veel andere landen, waar dergelrlke activiteiten goeddeels geintegreerd zijn binnen scholen en in naschoolse opvang.

(…)

De duur van (betaald) verlof voor de zorg voor kinderen is in Nederland relatief kort, voornamelijk gericht op moeders en veelal gebruikt door moeders
(…) De andere wisselwerking tussen de verdeling over sectoren en de verdeling van werk en zorg staat bekend als de ‘deeltijdklem’. Veel vrouwen in (‘kleine’) deeltijdbanen zorgen voor een aanzienlijk deel van de tijd zelf voor kinderen en maken relatief weinig gebruik van kinderopvang, wat weinig stimulans biedt om de kwaliteit van de kinderopvang te verhogen. Doordat de (educatieve) kwaliteit van kinderopvang te wensen overlaat, geven ouders er vervolgens de voorkeur aan meer zelf te zorgen, wat resulteert in (nog) meer vrouwen die in deeltijd gaan werken.

(…)

Slechts een minderheid van de Nederlanders vindt formele kinderopvang goed voor baby’s en kinderen, zelfs als het maar voor twee of drie dagen per week is
Nederland heeft beperkt vertrouwen in de toegevoegde waarde van kinderopvang: hoewel bijna 70 procent van de Nederlanders het gebruik van kinderopvang door werkende ouders acceptabel vindt, meent slechts een minderheid van de Nederlanders dat kinderopvang ook daadwerkelijk goed is voor baby’s (23 procent) en kinderen in de basisschoolleeftijd (44 procent), zelfs wanneer dit beperkt blijft tot twee of drie dagen per week.

(…)
Nederland kent sterke stereotypen met betrekking tot onderwijs beroepskeuze voor mannen en vrouwen
(…) Bij het concluderen van dit hoofdstuk is het nog van belang om aan te stippen dat, hoewel elk van de drie dimensies afzonderlijk de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt bernvloeden, deze factoren elkaar ook onderling versterken. Het aanpakken van één element van het systeem (bijvoorbeeld de kosten van kinderopvang), zal dus niet het (volledig) gewenste resultaat hebben, als niet tegelijkertijd andere onderdelen van het systeem worden aangepakt (bijvoorbeeld de opvattingen rondom kinderopvang). Een goed begrip van het systeem, de onderliggende dimensies en de manier waarop die elkaar versterken, zal helpen bq het definièren van een effectieve aanpak.