Regeling vaststelling percentage vermindering specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2019

Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 24 september 2018, nr. PO/FenV/1406088, houdende vaststelling vermindering van de specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid ten behoeve van de overgangsregeling voor het jaar 2019 (Regeling vaststelling percentage vermindering specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2019).

Uitgelicht:

“De hoogte van het totaal aan beschikbare middelen voor de specifieke uitkeringen onderwijsachterstanden wordt jaarlijks vastgesteld in de begroting van OCW. In de begroting van 2019 is naar verwachting € 462 miljoen beschikbaar voor het doen van deze uitkeringen, dit leidt tot een voorlopige prijs per achterstandseenheid van € 502,66. Deze prijs wordt gedurende 2019 definitief vastgesteld.”Deze regeling treedt in werking met ingang van 28 september en vervalt op 1 januari 2030.


TOELICHTING

Doel van de regeling
Het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid heeft tot doel onderwijsachterstanden, waaronder taalachterstanden, van kinderen vroegtijdig te signaleren en te bestrijden zoals bedoeld in de artikelen 165, 166, 167 en 167a van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO). Gemeenten hebben op grond van de artikelen 165, 166 en 167 WPO een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorzieningen met voorschoolse educatie in zowel aantal, als spreiding voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand binnen de gemeente. Ter tegemoetkoming in de kosten van deze verplichting ontvangen gemeenten een specifieke uitkering op grond van artikel 168a WPO.

Vanaf 2019 ontvangen gemeenten hun specifieke uitkering op grond van het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, waarbij gebruik wordt gemaakt van een nieuwe verdeelsystematiek gebaseerd op een nieuwe indicator. Deze indicator brengt het risico van een kind op een achterstand beter in beeld. De nieuwe verdeelsystematiek heeft als uitgangspunt te komen tot een verdeling van de middelen die beter aansluit bij de onderwijsachterstandenproblematiek in gemeenten, dan de oude systematiek.

De nieuwe systematiek leidt tot herverdeeleffecten. Om deze effecten te mitigeren en gemeenten in staat te stellen tijdig en zorgvuldig (noodzakelijke) wijzigingen door te voeren in hun beleid en bedrijfsvoering, wordt gebruik gemaakt van een overgangsregeling voor de jaren 2019, 2020 en 2021. De specifieke uitkering, zoals die zou zijn toegekend wanneer de nieuwe systematiek onverkort zou zijn ingevoerd, wordt in elk van deze drie overgangsjaren vergeleken met de specifieke uitkering die een gemeente heeft ontvangen in 2018 op basis van de oude verdeelsystematiek.

Voor gemeenten die op basis van de nieuwe systematiek minder middelen ontvangen dan het vastgestelde bedrag op basis van de oude systematiek in 2018, is de overgangsregeling volledig geregeld in het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Voor deze gemeenten wordt het verschil tussen beide bedragen in de jaren 2019, 2020 en 2021 meegenomen met respectievelijk 75%, 50% en 25%.

Voor gemeenten die op basis van de nieuwe systematiek meer middelen ontvangen dan het vastgestelde bedrag op basis van de oude systematiek in 2018, wordt gedurende de overgangsregeling jaarlijks per ministeriële regeling vastgesteld met welk percentage het oude bedrag wordt meegenomen. Dit wordt gedaan zodat het totaal aan middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt uitgekeerd van jaar op jaar gelijk blijft. Aan deze gemeenten wordt de zekerheid geboden dat zij ten minste na drie overgangsjaren de middelen ontvangen waarop zij volgens de nieuwe systematiek aanspraak hebben. Hierdoor kunnen deze gemeenten sneller toegroeien naar hun nieuwe budget, dan wanneer gebruikt gemaakt zou worden van de percentages die gebruikt worden voor gemeenten die op basis van de nieuwe systematiek minder budget zullen ontvangen. Voor het kalenderjaar 2019 wordt het percentage vermindering voorlopig vastgesteld op 15,53%. In 2019 zal het percentage definitief worden vastgesteld voor 2019 en voorlopig worden vastgesteld voor 2020.

Prijs per achterstandseenheid
De hoogte van het totaal aan beschikbare middelen voor de specifieke uitkeringen onderwijsachterstanden wordt jaarlijks vastgesteld in de begroting van OCW. In de begroting van 2019 is naar verwachting € 462 miljoen beschikbaar voor het doen van deze uitkeringen, dit leidt tot een voorlopige prijs per achterstandseenheid van € 502,66. Deze prijs wordt gedurende 2019 definitief vastgesteld.

Moment van inwerkingtreding
De Regeling vaststelling vermindering van de specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid ten behoeve van de overgangsregeling voor het jaar 2019 treedt nu in werking. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten die gelden voor onderwijswetgeving en van de in dat kader vereiste minimale invoeringstermijn van twee maanden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de uitzonderingsgrond dat vertraging van de invoering tot hoge private en publieke nadelen leidt. Om tot een zorgvuldige invoering van de nieuwe systematiek voor de verdeling van de middelen voor het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid over te gaan met ingang van het volgende kalenderjaar, is het streven om de voorlopige beschikkingen in september 2018 naar de gemeenten te sturen. Om deze reden is een spoedige inwerkingtreding van belang. In september 2019 ontvangen gemeenten hun definitieve beschikking voor het jaar 2019 en de voorlopige beschikking voor het jaar 2020. In deze definitieve beschikking zijn eventuele gemeentelijke herindelingen en de definitieve prijs per achterstandseenheid verwerkt.

Administratieve lasten
Gemeenten leggen middels de jaarrekening verantwoording af aan het Rijk over de besteding van de uitkering, via de single information single audit-verantwoordingssystematiek (SiSa). Deze regeling leidt niet tot aanvullende informatieverplichtingen, daarom is er geen sprake van aanvullende administratieve lasten. Met betrekking tot de uitvoerings- en handhavingsaspecten van deze regeling is geconstateerd dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar wordt geacht.