SZW | Huidige situatie vaccinatiegraad zorgwekkend; minder vrijblijvendheid

Uitgelicht:

– selectie samenvatting

Het onderzoeksrapport is toegevoegd als bijlage.


Commissie kinderopvang en vaccinatie biedt advies aan
De Commissie kinderopvang en vaccinatie heeft haar adviesrapport aangeboden aan de staatssecretarissen Van Ark (SZW) en Blokhuis (VWS). Onder voorzitterschap van Roos Vermeij is onderzoek gedaan naar oplossingsrichtingen voor de zorgen van ouders over de veiligheid van kinderopvang in relatie tot de gedaalde vaccinatiegraad. Het advies is om vanuit scenario’s de problemen aan te pakken. De overheid is aan zet en zal ouders duidelijker moeten infomeren over de collectieve verantwoordelijkheid van vaccineren. Ouders die hun kinderen niet vaccineren worden uitgenodigd voor een gesprek. De commissie adviseert daarnaast om een ondergrens vast te stellen voor de landelijke vaccinatiegraad. In het scenario dat de vaccinatiegraad verder daalt en deze ondergrens wordt bereikt, moet deelname aan het rijksvaccinatieprogramma verplicht worden gesteld voor de kinderopvang.

Scenario’s
Passende maatregelen zijn afhankelijk van de hoogte van de vaccinatiegraad. Daarom introduceert de commissie drie relevante scenario’s (groen, oranje en rood) met daaraan gekoppelde handelingsopties die afhankelijk zijn van hoe hoog de landelijke vaccinatiegraad is. Gekozen is om hierbij te concentreren op mazelen en te richten op het risico op besmetting van kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar op de kinderopvang (kinderdagopvang en gastouderopvang).

Huidige situatie
In de huidige situatie gaat het om een gedaalde landelijke vaccinatiegraad. Uit het meest recente rapport van het RIVM blijkt dat de daling inmiddels is gestabiliseerd. De commissie vindt echter het huidige niveau van de vaccinatiegraad nog steeds zorgwekkend en omschrijft dit als het oranje scenario.

Handelingsopties
Uit onderzoek is gebleken dat ouders met vragen of zorgen nu nog onvoldoende worden voorzien in hun behoefte aan betrouwbare informatie. Ook hebben ze moeite met het vinden van antwoorden op hun vragen. Het is voor ouders niet altijd duidelijk hoe ze met een betrouwbare deskundige in gesprek kunnen komen. Hiervoor adviseert de commissie verschillende handelingsopties op het gebied van informatie en communicatie. Daarbij dient een normstellende overheid uit te dragen dat vaccineren en het bestrijden van infectieziekten een collectieve verantwoordelijkheid is. Dit rechtvaardigt dat ouders, minder vrijblijvend, mogen worden aangesproken op hun keuze om hun kind niet te laten vaccineren. Voorgesteld wordt om ouders die hun kind (nog) niet laten vaccineren uit te nodigen voor een gesprek met een deskundige zorgprofessional.

In het rode scenario is de landelijke vaccinatiegraad gedaald tot op of onder een door de overheid vastgestelde ondergrens. Op dat moment moet er een wettelijke plicht tot deelname aan het rijksvaccinatieprogramma als voorwaarde voor de kinderopvang komen.

Reactie SZW en VWS
Staatssecretarissen Van Ark (SZW) en Blokhuis (VWS) lieten bij de overhandiging weten dat zij het een doordacht rapport vinden met waardevolle aanbevelingen. De staatssecretarissen hebben hun waardering uitgesproken dat de commissie met duidelijke handelingsopties komt, afgestemd op de complexe situatie waarin vele dilemma’s spelen. Van Ark en Blokhuis hebben nogmaals aangegeven de zorgen van ouders en kinderopvangorganisaties serieus te nemen en hard aan de slag te gaan met de adviezen. Zij hebben toegezegd de beleidsreactie op het hele rapport zo spoedig mogelijk na de zomer naar de Tweede Kamer te sturen.

———-

Selectie samenvatting

De Commissie kinderopvang en vaccinatie heeft december 2018 de opdracht gekregen: “onderzoek te doen naar mogelijke oplossingsrichtingen:
a. die bijdragen aan het afnemen van de zorgen bij ouders over de veiligheid van kinderopvang in relatie tot de dalende vaccinatie graad; en
b. die praktisch werkbaar zijn voor een kindercentrum als bedoeld in de Wet kinderopvang en een voorziening voor gastouderopvang.”

Bij het uitwerken van de onderzoeksopdracht stuitte de commissie op verschillende vragen. Is bekend hoeveel ouders in de kinderopvang zich zorgen maken, waarover deze zorgen gaan en welke waarden daaraan ten grond slag liggen? En wat is de feitelijke situatie rond de vaccinatiegraad, de bescherming en de risico’s op de kinderopvang? En moet de commissie naast de zorgen van ouders ook rekening houden met de rechten en belangen van de kinderen? De onderzoeksopdracht is door de commissie in een bredere context geplaatst – niet alleen de zorgen van ouders doen ertoe – en is daarna als volgt geformuleerd:

“De commissie onderzoekt oplossingsrichtingen waarin ook de zorgen van ouders over de veiligheid van kinderopvang in relatie tot de gedaalde vaccinatiegraad een plek krijgen. Voor zover oplossingsrichtingen bij de kinderopvang liggen, moeten deze praktisch werkbaar zijn voor een kindercentrum en een voorziening voor gastouderopvang.”

De commissie heeft vanuit deze opdracht een aantal uitgangspunten benoemd om het vraagstuk en de hande lingsperspectieven te kunnen wegen en te beoordelen.

1. De overheid is aan zet
De commissie is van mening dat, onverlet de eigen verantwoordelijkheid van ouders en medewerkers in de kinderopvang, de primaire verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen bij de overheid ligt en niet bij de kinderopvang. Het is onwenselijk om de keuze voor eventuele maatregelen op het bord van de kinderopvang te leggen. De gedaalde vaccinatiegraad is een maatschap pelijk probleem dat niet alleen speelt in de kinderopvang (onrust onder ouders, houders en pedagogisch medewer kers). Het betreft in de kern een publieke taak, namelijk de volksgezondheid. De commissie vindt wel dat kinderop vangorganisaties gebaat zijn bij duidelijke regels en kaders vanuit de overheid.

Volgens de commissie vraagt dit om een normstellende overheid. De overheid mag uitdragen dat deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma de norm is, met het oog op de groepsbescherming en gelet op de grondwettelijke taken van de overheid. Ook dient zij duidelijk aan te geven wat de consequenties zijn indien de vaccinatiegraad onder een (nog vast te stellen) (onder)grens zakt. Groepsbescherming is een belangrijk publiek goed. Het draagt sterk bij aan de voorwaarden voor de bescherming van de gezondheid van alle burgers. De overheid mag stevig uitdragen dat zij een vaccinatiegraad, die hoog genoeg is om groepsbescherming te realiseren, van groot belang vindt. De overheid mag ouders daarom ook actief aanspreken op hun verantwoordelijkheid om rekening te houden met anderen. Ook mag zij van ouders vragen dat zij zich daarbij goed informeren.

2. Het belang van het kind weegt zwaar mee
De commissie vindt dat het belang van het kind zwaar dient mee te wegen bij de keuze tussen de verschillende handelingsopties. Kinderen hebben eigenstandige belangen, die meegewogen moeten worden bij nieuwe beleids- en handelingsopties.

3. Achter de zorgen van ouders schuilen vele waarden
Alle ouders willen het beste voor hun kind, dit staat niet ter discussie. De commissie vindt het daarom belangrijk dat eventuele zorgen serieus worden genomen. Daarbij gaat de aandacht uit naar zowel ouders die zich zorgen maken over de veiligheid van hun kind door contact met bewust niet-gevaccineerde kinderen en medewerkers van de kinderopvang, als naar ouders die zich zorgen maken over mogelijke risico’s van vaccinatie.

4. Zorgen alleen zijn onvoldoende grond voor overheidsingrijpen
De commissie is van mening dat het wegnemen van zorgen op zichzelf niet het enige doel moet zijn. Het wegnemen van zorgen bij een bepaalde groep ouders op zichzelf is onvoldoende rechtvaardiging is om anderen bijvoorbeeld in hun vrijheid te beperken. Voor ingrijpende maatregelen dient er tenminste ook een medische onderbouwing (verwijzend naar een feitelijke kans op ziekte) te zijn waaruit blijkt dat er een dringende maat schappelijke behoefte aan maatregelen is.

5. De vele belangen, rechten en plichten maken juridische inbedding belangrijk
Vraagstukken rond kinderopvang en vaccinatie raken aan de belangen van verschillende partijen: kinderen en ouders, houders en medewerkers in de kinderopvang, alsmede overheid en de maatschappij. Deze belangen zijn ingebed in een stelsel van juridische rechten en plichten. Alle handelingsopties zijn daarom zowel juridisch als moreel beoordeeld, waaronder op proportionaliteit, subsidiariteit en effectiviteit. Daarbij heeft de commissie bij vergelijkbare effectiviteit de minst ingrijpende optie gekozen en gezocht naar de goede verhouding tussen doel en middel.

6. Van ouders mag wat worden verwacht
De commissie vindt dat alle ouders zich goed moeten (laten) informeren over vaccineren. Deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma is daarbij de norm. Het afzien van deelname mag volgens de commissie minder vrijblijvend worden gemaakt. Vaak wordt door ouders die hun kinderen niet laten vaccineren het recht op zelfbe schikking aangevoerd. Het recht op zelfbeschikking ontslaat individuen echter niet van de verantwoordelijk heid om rekening te houden met de belangen van anderen. Het veroorzaken van risico’s voor anderen kan in het uiterste geval rechtvaardigen dat het (individuele) recht op zelfbeschikking wordt beperkt, om te voorkomen dat deze individuen schade veroorzaken aan derden.

7. Van medewerkers mag wat worden verwacht
De overheid is aan zet. Dit brengt met zich dat de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen bij de overheid ligt en niet bij de kinderopvang. Dit laat onverlet dat medewerkers dan wel gastouders een eigen verantwoordelijkheid hebben om kinderen die zij onder hun hoede hebben zo goed mogelijk te beschermen tegen het oplopen van infectieziekten.

8. De hoogte van de vaccinatiegraad doet ertoe
De commissie vindt het belangrijk ook de vaccinatiegraad te betrekken; passende maatregelen zijn afhankelijk van de hoogte van de vaccinatiegraad. Daarom introduceert de commissie drie relevante scenario’s, afhankelijk van hoe hoog de landelijke vaccinatiegraad is. De commissie heeft er voor gekozen om zich hierbij te concentreren op mazelen en zich te richten op het risico op besmetting op de kinderopvang (kinderdagopvang en gastouderopvang), en specifiek voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar.
• Groen: In dit scenario is de vaccinatiegraad voor mazelen stabiel en gelijk aan of boven de door de WHO gehanteerde norm van 95%;
• Oranje: In dit scenario daalt de vaccinatiegraad voor mazelen, maar ligt deze nog boven een door de overheid vastgestelde kritieke ondergrens; en
• Rood: In dit scenario is de vaccinatiegraad voor mazelen gedaald tot op of onder een door de overheid vastge stelde kritieke (onder)grens.

De aandacht van de commissie gaat vooral uit naar het oranje scenario, omdat de commissie dit van toepassing vindt op de huidige situatie. Een hoge vaccinatiegraad biedt geen sluitende garanties. In elk van de scenario’s kan een uitbraak van mazelen voorkomen.

De commissie heeft bij het formuleren van de handelings opties een aantal afwegingen gemaakt, waarbij zij zich juridisch gezien onder andere baseert op grond- en mensenrechten en specifiek het besluitvormingskader van het VN-Kinderrechtencomité. Het gaat hier in het bijzonder over de afweging tussen het recht van een individu en van de maatschappij op gezondheid, tegen over autonomie als moreel beginsel en daaraan gekoppeld het recht op zelfbeschikking en het recht op de persoon lijke levenssfeer.

Onderzoek
Omdat er weinig tot geen materiaal beschikbaar was, heeft de commissie onderzoek laten uitvoeren naar de aard van de zorgen bij ouders. Ouders die zich zorgen maken dat hun kind een besmettelijke ziekte oploopt op de kinderopvang zijn vooral bezorgd dat hun kind daardoor ernstig ziek wordt, eventueel dood kan gaan of blijvende gevolgen van een ziekte ondervindt. Bovendien noemen de ouders dat ze hun kind willen behoeden voor de pijn en het ongemak die een ziekte met zich meebrengt en dat het henzelf ook rust, zekerheid en vrijheid biedt als het kind niet ziek is. Ouders die hun kind vaccineren willen hiermee voorkomen dat hun kind ziek wordt en zien het als onderdeel van hun taak als ouders om hun kind hiertegen te beschermen.

Van de ouders die hun kind niet of niet volledig laten vaccineren, geeft een deel aan dat deze keuze te maken heeft met bezwaren uit geloofsovertuiging of een antroposofische levensovertuiging. Daarnaast geeft een deel aan dat zij bezorgd zijn over mogelijke bijwerkingen van vaccinatie. Ook speelt voor sommigen van hen mee dat zij geen vertrouwen hebben in het Rijksvaccinatie programma, en dat zij geen noodzaak meer zien tot vaccinatie nu de ziektes weinig voorkomen. Van de ondervraagde ouders die hun kind niet (volledig) heeft laten vaccineren geeft 18% aan nog te twijfelen over de keuze en meer informatie te willen. Ook bij een deel van de ouders die hun kind wel volledig laten vaccineren, leven vragen over het belang of de veiligheid van vaccinaties.

In het onderzoek is ook gevraagd naar wat ouders de belangrijkste waarden vinden bij het onderwerp vaccine ren en kinderopvang. Ouders die hun kind laten vaccineren benoemen gezondheid als belangrijkste waarde, gevolgd door veiligheid (zowel bescherming van het eigen kind als bescherming van andere kinderen) en verantwoordelijk heid. Het gaat hierbij om zorgen voor elkaar (solidariteit) en de plicht om samen Nederland gezond te houden. Ouders die hun kind niet laten vaccineren vinden andere waarden belangrijker, namelijk keuzevrijheid, respect en gewetensvrijheid. Hier speelt het recht om zelf te beschikken meer een rol.

Oranje scenario: Dalende landelijke vaccinatie graad waarbij de ondergrens nog niet is bereikt
In dit scenario is sprake van een daling van de landelijke vaccinatiegraad. Uit het meest recente rapport van het RIVM blijkt dat de daling inmiddels is gestabiliseerd. De commissie vindt het huidige niveau van de vaccinatiegraad nog steeds zorgwekkend en ziet ook dat deze situatie zorgen bij ouders en kinderopvangorganisaties met zich meebrengt.

De commissie constateert dat ouders met vragen of zorgen nu nog onvoldoende worden voorzien in hun behoefte aan betrouwbare informatie en dat zij moeite hebben met het vinden van antwoorden op hun vragen. Het is voor ouders niet altijd duidelijk hoe ze met een betrouwbare deskundige in gesprek kunnen komen.

De Commissie adviseert in dit scenario daarom vooral inzet op communicatie en informatie. Hiervoor benoemt ze verschillende handelingsopties. De commissie vindt inzetten op minder vrijblijvende communicatie proportio neel in het oranje scenario. Het publieke belang van een hoge vaccinatiegraad en de eigenstandige belangen van het kind, rechtvaardigen volgens de commissie dat ouders worden aangesproken op hun keuze om hun kind niet te laten vaccineren.

• Normstellende overheid: vaccineren als collectieve verantwoordelijkheid
Vaccineren gaat niet alleen over de gezondheid van onszelf of van onze eigen kinderen; de overheid moet communiceren dat vaccineren een collectief goed is. Informatievoorziening moet zich richten op het collectieve belang van een hoge vaccinatiegraad.
• Betrouwbare en duidelijke overheid: ingrijpende maatregelen worden niet geschuwd indien de vaccinatiegraad verder daalt.
De overheid maakt hiermee duidelijk dat vaccineren een publiek belang betreft, waarvoor iedereen een eigen verantwoordelijkheid draagt.
• Minder vrijblijvendheid: ouders die hun kind (nog) niet laten vaccineren uitnodigen voor een gesprek met een deskundige zorgprofessional.
De drempel om af te zien van vaccinaties wordt hiermee hoger. De commissie vindt het belangrijk om deze optie te introduceren.
• Percepties, zorgen en vragen van ouders serieus nemen.
Het is belangrijk dat ouders een geïnformeerde keuze kunnen maken op basis van betrouwbare, wetenschap pelijke informatie. Bij de informatievoorziening moet rekening worden gehouden met de percepties van alle ouders, ook de ouders die twijfelen of van vaccinatie afzien.
• Richt communicatie ook op kinderen.
De commissie adviseert om ook goede informatie te verstrekken aan kinderen – dat kan al vanaf 9 jaar of ouder – over het belang, de werking en eventuele risico’s van vaccinaties en de risico’s van niet-vaccineren. Op die manier worden kinderen serieus genomen en in staat gesteld om het gesprek met hun ouders aan te gaan, of richting zorgprofessionals hun mening kenbaar te maken.

Groen scenario: stabiele en hoge landelijke vaccinatiegraad
In dit scenario is sprake van een landelijke vaccinatiegraad die minimaal op de door de WHO vastgestelde grens voor groepsbescherming (95% voor mazelen) ligt en stabiel is. In deze situatie volgt veruit het grootste deel van de ouders het Rijksvaccinatieprogramma.

Het is van belang dat de overheid blijft uitdragen waarom het Rijksvaccinatieprogramma belangrijk is bij het beschermen van de samenleving en van concrete kwetsbare individuen tegen gevaarlijke infectieziekten, ook al zien mensen tegenwoordig niet meer zoveel van de gevolgen die deze ziekten kunnen hebben. De commissie beveelt aan om in het groene scenario in te blijven zetten op voldoende informatie en mogelijkheden tot communi catie. In dit scenario moet ruimte blijven voor ouders van kleine kinderen om gesprekken te voeren over vaccinaties bij onder andere de jeugdarts. Het blijft ook van belang dat de overheid uitdraagt dat vaccineren de norm is en dat voor ouders voldoende betrouwbare informatie beschik baar blijft en eenvoudig is te vinden op websites en sociale media.

Rood scenario: Landelijke vaccinatiegraad onder een door de overheid gesteld percentage
In dit scenario is de vaccinatiegraad gedaald tot op of onder een door de overheid vastgestelde kritieke (onder)grens. Een dergelijke (onder)grens is op dit moment niet vastgesteld. Daarnaast heeft de overheid momenteel geen apart beleid ontwikkeld voor het geval de vaccinatiegraad sterk daalt.

Ook als het niet mogelijk blijkt om op medisch weten schappelijke gronden een ondergrens vast te stellen, is de commissie van mening dat het dan de voorkeur heeft een ondergrens vast te stellen door de overheid. Het maat schappelijk belang van groepsbescherming en de bescherming van kwetsbare individuen die (nog) niet gevaccineerd kunnen worden, is daarvoor te groot.

De commissie vindt dat, indien de kritische ondergrens is bereikt, er een wettelijke plicht tot deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma als voorwaarde voor toegang tot kinderopvang moet komen en beveelt aan de wetge ving die hiervoor nodig is in voorbereiding te nemen. Met zo’n plicht behouden ouders en medewerkers de vrijheid om zichzelf of hun kind niet te laten vaccineren. Wel is hieraan een consequentie verbonden: zij kunnen, als zij ervoor kiezen hun kind niet te laten inenten, geen gebruik maken van kinderopvang. De consequentie voor mede werkers is dat zij niet (meer) in de kinderopvang kunnen werken als zij niet gevaccineerd zijn.

Wanneer een verplichte deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma als voorwaarde voor toegang tot de kinderopvang ook onvoldoende effectief blijkt, komt een in de wet vastgelegde algemene vaccinatieplicht in dit scenario in beeld. Een algemene vaccinatieplicht is een vergaand middel om verhoging van de vaccinatie graad te bereiken.

Alle scenario’s: wanneer sprake is van een mazelenbesmetting
In alle scenario’s is een mazelenbesmetting mogelijk. Daarom zijn maatregen nodig om verspreiding van de ziekte – als die eenmaal aanwezig is – snel en effectief tegen te gaan.

In Nederland wordt snel en adequaat gereageerd als er een melding is van mazelen. De organisatie en crisisbe strijding rond een melding van mazelen is zeer zorgvuldig geregeld. Soms kan vervroegde vaccinatie geadviseerd worden vanaf de leeftijd van 6 maanden. Vervroegde vaccinatie wordt ook geadviseerd voor kinderen die reizen naar een land waar mazelen veel voorkomt.

In aanvulling hierop, adviseert de commissie dat de GGD kinderopvangorganisaties toerust met informatie, waarmee zij de mogelijkheid tot vervroegde vaccinatie onder de aandacht van ouders kunnen brengen en kunnen doorverwijzen.