SZW | Toezicht op het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling: ruimte voor de toezichthouder

VNG, GGD GHOR Nederland en het ministerie van SZW hebben overeenstemming bereikt over de ruimte die een toezichthouder heeft bij het toezicht op twee belangrijke kwaliteitseisen voor de kinderopvang: het vaste gezichtencriterium en de drie-uursregeling.

De drie organisaties dragen uit dat bij het toezicht op deze eisen het belang van de kinderen en de inspanning van de kinderopvangorganisatie centraal staan. Dit betekent dat de toezichthouder de ruimte heeft om tot een professioneel oordeel te komen of er sprake is van een overtreding die gerapporteerd moet worden.

In een gezamenlijke brief van de VNG, GGD GHOR Nederland en het ministerie van SZW geven de drie partijen richting en houvast bij het toezicht op en handhaving van deze twee kwaliteitseisen. De partijen adviseren gemeenten en GGD’en om hun werkwijze aan deze lijn aan te passen en hiernaar te gaan handelen.

De brief vindt u hier. Hierin leest u meer over dit (dringende) advies.

———-

Advies VNG, GGD GHOR Nederland en ministerie van SZW voor toezicht en handhaving in de kinderopvang: richting en houvast

Wat: Toezicht op en handhaving van het vaste-gezichtencriterium en de 3-uursregeling

Van wie: VNG, GGD GHOR Nederland en SZW

Voor wie: gemeenten en GGD’en

Met de inwerkingtreding van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (Wet IKK) per 1 januari 2018 is een aantal nieuwe kwaliteitseisen in de Wet kinderopvang ingevoerd. In de praktijk is gebleken dat er verschil van inzicht bestaat over de ruimte die een toezichthouder heeft om wel of geen overtreding vast te stellen als niet aan de wettelijke eisen over het vaste-gezichtencriterium en de 3-uursregeling wordt voldaan. Voor toezichthouders, handhavers én kinderopvangorganisaties is het belangrijk om te weten waar zij aan toe zijn. Daarom vinden wij VNG, GGD GHOR Nederland en het ministerie van SZW – het belangrijk om duidelijkheid te verschaffen en GGD’en en gemeenten richting en houvast te geven bij het toezicht op en de handhaving van deze twee kwaliteitseisen.

Dit doen wij met deze brief, waarin wij uitleggen wat het doel is van de Wet IKK en het vastegezichtencriterium en de 3-uursregeling als belangrijke onderdelen daarvan, welke uitgangspunten centraal staan in en welke betekenis dit heeft voor het toezicht en de handhaving in de kinderopvang. Betekenis voor het toezicht op en de handhaving van de hierboven genoemde twee eisen. Wij doen dit met respect voor de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van betrokken partijen: het ministerie van SZW als verantwoordelijke voor de wet- en regelgeving en gemeenten en GGD’en als verantwoordelijken voor het toezicht en de handhaving daarop.

Gemeenten en GGD’en zijn en blijven zelf verantwoordelijk voor toezicht en handhaving. Tegelijk adviseren wij gemeenten en GGD’en (dringend) om de lijn die is beschreven in deze brief te volgen. Wij zijn ervan overtuigd dat het de kwaliteit van de kinderopvang en de kinderen zelf ten goede komt als de toezichthouder ruimte heeft om een afweging te maken om wel of geen overtreding te rapporteren.

Doelen van de wet IKK
De Wet IKK heeft twee hoofddoelen, namelijk (1) het verhogen van de kwaliteit van kinderopvang en (2) meer maatwerk voor kinderopvangorganisaties.

Met de Wet IKK zijn en worden verschillende kwaliteitseisen aangescherpt en/of ingevoerd die moeten bijdragen aan het realiseren van de hierboven genoemde twee doelen, waaronder het vaste-gezichtencriterium en de 3-uursregeling.

Een belangrijk doel van het (aangescherpte) vaste-gezichtencriterium is het bieden van meer stabiliteit voor baby’s. Uitgangspunt daarbij is dat meer stabiliteit leidt tot een hogere kwaliteit van kinderopvang. Een belangrijk doel van de 3-uursregeling is meer maatwerk voor kinderopvangorganisaties. Kinderopvangorganisaties hebben meer mogelijkheden om (binnen de gestelde kaders) zelf te kiezen wanneer wordt afgeweken van de beroepskracht-kind-ratio. Hierdoor kan beter worden aangesloten bij het ritme van de kinderen (en de opvang). Uitgangspunt hierbij is dat meer stabiliteit en meer persoonlijke aandacht op de momenten dat dit nodig is, leidt tot een hogere kwaliteit.

Kader voor toezicht en handhaving: het kind centraal en inspanning door de houder
VNG, GGD GHOR Nederland en het ministerie van SZW vinden het wenselijk dat in het toezicht op en de handhaving van deze twee kwaliteitseisen de hierboven genoemde doelen centraal staan. Dat betekent dat de toezichthouder de ruimte heeft om tot een professioneel oordeel te komen of er sprake is van een overtreding die gerapporteerd moet worden. Daarbij overweegt de toezichthouder (1) het belang van de kinderen; en (2) de inspanning van de kinderopvangorganisatie.

De toezichthouder kan – wanneer een kinderopvangorganisatie zich niet of niet volledig aan de wet houdt – grofweg twee afwegingen maken:

1. De kinderopvangorganisatie heeft er alles aan gedaan om zich aan de regels te houden. Er zijn voldoende structurele maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat er aan de regels wordt voldaan, maar door overmacht is dat nu niet gelukt. Het belang van de kinderen wordt daarbij niet geschaad.

Oordeel: de toezichthouder constateert dat er weliswaar niet volledig aan de regels is voldaan en beschrijft de situatie, maar noteert in zijn rapport geen overtreding.

2. De kinderopvangorganisatie heeft er niet alles aan gedaan om zich aan de regels te houden. Het beleid en de maatregelen van de houder zijn onvoldoende of borgen onvoldoende dat er structureel aan de regels is en wordt voldaan. Het belang van de kinderen wordt hierdoor geschaad.

Oordeel: de toezichthouder constateert dat er niet aan de regels is voldaan, beschrijft de situatie en noteert in zijn rapport een overtreding. Afhankelijk van de ernst van de overtreding(en) kan de toezichthouder een herstelaanbod doen of een handhavingsadvies geven.

Om toezichthouders en handhavers te ondersteunen om invulling te geven aan bovenstaande werkwijze hebben VNG, GGD GHOR Nederland en het ministerie van SZW afgesproken dat SZW in overleg met VNG en GGD GHOR Nederland werk maakt van een aanpassing van de beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang op dit punt. Het ministerie van SZW streeft ernaar om deze aangepaste beleidsregel uiterlijk op 1 januari 2020 te publiceren en in werking te laten treden.

Wij roepen gemeenten en GGD’en op om vooruitlopend hierop hun werkwijze aan te passen en daarbij te handelen conform de in deze brief beschreven lijn.

Tot slot
In 2021 is de evaluatie van de Wet IKK voorzien. Dan wordt gekeken in hoeverre de doelen van de Wet IKK zijn gehaald en in hoeverre de verschillende kwaliteitseisen van de Wet IKK (waaronder het vaste gezichten criterium en de 3-uursregeling) daaraan hebben bijgedragen. Ook het toezicht op de eisen wordt in de evaluatie meegenomen. Op basis van de resultaten van de evaluatie kan door het ministerie van SZW worden overwogen om de wet- en regelgeving aan te passen. Met bovenstaande richting willen we de doelen van de wet IKK – betere kwaliteit kinderopvang en meer ruimte voor maatwerk – een stap dichterbij te brengen.