TK | Stenogram notaoverleg inzake Staat van het Onderwijs d.d. 17.06.2019

Uitgelicht:

– selectie voorschoolse educatie
– selectie toezeggingen

Er zijn geen relevante moties ingediend.


De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 17 juni 2019 overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de heer Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, over: Staat van het Onderwijs

———-

Selectie voorschoolse educatie

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Maar het allerergste is dat er steeds meer kinderen laaggeletterd en laaggecijferd van school komen. De streefniveaus in de basis van ons funderend onderwijs worden simpelweg niet vaak genoeg gehaald. We zien daarom een internationaal dalende kwaliteitstrend en dat is voor een land als Nederland, waar zo veel wordt geïnvesteerd in onderwijs, eigenlijk niet te begrijpen. Scholen hebben steeds vaker de basis blijkbaar niet op orde, en de belangrijkste taak van de inspectie is dit boven tafel te krijgen en deze scholen vol in te laten zetten op lezen, schrijven en rekenen, om ervoor te zorgen dat deze kinderen niet laaggeletterd en laaggecijferd van school komen.

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Kwint een vraag.

De heer Kwint (SP):
Ja, over die basis. Ik had het daar vorige week ook met uw collega Wiersma over. Een deel van de redenen waarom scholen steeds meer moeite hebben om die basis op orde te krijgen, is dat zij te maken krijgen met een leerlingenpopulatie die al met een heel grote achterstand binnenkomt. Nu heeft de SER een advies over laaggeletterdheid geschreven en gezegd: zorg nou voor een brede voorschoolse voorziening. Zorg dat leerlingen daar naartoe gaan al voordat ze naar school gaan en neem op die manier barrières weg. Zorg ervoor dat kinderen goed geëquipeerd aan de basisschool kunnen beginnen. We zien dat in de grote steden steeds minder leerlingen naar de voorschool gaan vanwege de eigen bijdrage die betaald moet worden. Dat is een onbedoeld bijeffect van de harmonisatie kinderopvang. Maar vergeet dat vooral allemaal maar. Wat gaan we daaraan doen? Gaan we ervoor zorgen dat kinderen echt de mogelijkheid geboden wordt om hier gratis naartoe te gaan, net als we dat ook doen bij het primair en het voortgezet onderwijs?

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik vind dat waarschijnlijk een interessantere denklijn dan de heer Kwint in eerste instantie van mij zou verwachten. We hebben als VVD een tijdje geleden aangegeven dat kinderen in achterstandswijken gebruik moeten maken van deze voorschoolse educatie. Ik ben echt bereid om daar breder over mee te denken. Ik heb alleen niet het idee dat we dat in het laatste jaar of anderhalf jaar van deze coalitie kunnen doen, voordat we in de aanloop naar de volgende verkiezingen terechtkomen. Laten we dan met name in ons volgende verkiezingsprogramma kijken welke aandacht we daaraan kunnen geven. Het is inderdaad niet goed dat kinderen al met een dusdanige achterstand aan het basisonderwijs beginnen en daardoor eigenlijk jarenlang op achterstand komen te staan.

De heer Kwint (SP):
Over die verplichting wil ik best met u meedenken. Daar staat voor mij helemaal geen blokkade voor, maar er is ook iets wat wij heel makkelijk kunnen doen en wat ons geen geld kost. De grote gemeenten geven aan dat zij nu niet geen eigen bijdrage mogen vragen. Zij zijn verplicht om een eigen bijdrage te vragen. Zij zijn bereid om die eigen bijdrage voor hun eigen rekening te nemen en dat vind ik in tijden van tekorten bij de gemeenten al heel wat. Zij zijn bereid om die kinderen gratis naar de voorschool te laten gaan. Zij mogen dat echter niet van de wet. De wet verbiedt gemeenten om kinderen gratis naar de voorschool te laten gaan. Daarvoor hoeven wij toch niet tot het volgende verkiezingsprogramma te wachten? Dat is een kwestie van een zinnetje schrappen in een wet en we kunnen door. Is de heer Heerema bereid om daaraan mee te doen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):
Ik heb niet in beeld dat dit een schrappen van een zinnetje zou zijn. Als dat zo is en als dat een heel makkelijke en werkbare oplossing is, vind ik dat we daar gezamenlijk naar moeten kijken. Dan meteen maar de vraag aan de minister: klopt het dat het inderdaad alleen maar het schrappen van een zinnetje in een wet is waardoor wij ervoor kunnen zorgen dat deze kinderen makkelijker van de voorschoolse educatie gebruik kunnen maken? Daarmee heb ik de vraag doorgeleid aan de minister.

(…)

Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dat dit lerarentekort kinderen die al op achterstand staan, het hardst raakt, is zorgelijk genoeg. Maar de zekerheid dat ieder kind een gelijke kans krijgt, wordt ook op andere fronten ondermijnd. Kinderen die niet naar de vve gaan. Kinderen die de basisschool starten met een taalachterstand. De wildgroei aan dure bijlessen. Onderadvisering. Toenemende segregatie. De zorgen zijn groot. Ik kijk uit naar het notaoverleg over mijn initiatiefnota Gelijke kansen, dat volgende week plaatsvindt.

(…)

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Vorige week bespraken wij de 2,5 miljoen laaggeletterden. Deze groep wordt maar niet kleiner, omdat er een aanhoudende instroom is vanuit het onderwijs. We moeten dus inzetten op preventie via het funderend onderwijs. Alle leerlingen hebben het recht om goed te leren rekenen, lezen en schrijven, maar het niveau in taal en rekenen daalt en dat is vooral slecht voor kwetsbare kinderen. D66 heeft gevraagd om bij de curriculumherziening nadrukkelijk aandacht te houden voor laaggeletterdheid. Kan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs hierop reflecteren? Welk toetsingskader wil de minister gebruiken bij het nieuwe curriculum? Vanuit welke visie kijkt hij naar de resultaten van het nieuwe curriculum als het gaat om taal en rekenen?

Voorzitter. Later deze maand spreken we over passend onderwijs …

De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Kwint een vraag over het vorige punt.

De heer Kwint (SP):
Ja, het ging zo goed bij de heer Heerema dat ik dacht: ik ga het bij de heer Van Meenen ook maar eens vragen. De voorschool, gaan we dat nu echt regelen? De heer Van Meenen zegt terecht dat het toch eigenlijk wonderlijk is dat je laaggeletterd het primair onderwijs zou verlaten, laat staan het voortgezet onderwijs. Maar wij horen van leraren dat zij steeds meer te maken hebben met wat ik dan maar een “moeilijke instroom” noem: kinderen die al met een achterstand op school binnenkomen. Daar hebben wij de voorschool voor, maar we zien nu dat die langzaam leegloopt. Is de heer Van Meenen bereid om de beperking bij gemeenten om verplicht een eigen bijdrage te vragen, mee te helpen wegnemen?

De heer Van Meenen (D66):
Ik heb hier al talloze keren betoogd dat het heel slecht is dat er kinderen met een taalachterstand op de basisschool aankomen. We moeten er alles aan doen om dat te voorkomen. Ik sluit me aan bij het antwoord van de heer Heerema: ik ben ook benieuwd naar de reactie van de bewindslieden. Maar ik wijs er ook op dat dit kabinet in het regeerakkoord bijvoorbeeld extra geïnvesteerd heeft in veel meer kinderopvang, meer dagen. Dat heeft hetzelfde doel, dus over het doel zijn we het eens. Als dit middel wellicht mogelijk is, dan sluit ik me graag aan.

De heer Kwint (SP):
Nou ja, als de heer Van Meenen echt bereid is om alles te laten doen, dan heb ik nog wel wat dingen op mijn verlanglijstje staan. Maar ik ben blij met zijn antwoord, want de grote steden geven op dit moment aan dat ze een terugloop zien, juist bij die kwetsbare doelgroep, omdat zij vanwege de harmonisatie kinderopvang in één keer verplicht zijn om een eigen bijdrage te vragen. Het kost ons trouwens niet eens geld, hè. De gemeenten zijn bereid om dat zelf te doen, dus laten we daar wat moois voor voorbereiden.

De heer Van Meenen (D66):
Ja, dat klinkt als Kafka, maar ik weet niet of het dat ook echt is. Dat hoor ik graag.

(…)

Minister Slob:
Als ouders een hele smalle beurs hebben, kunnen ze daar heel veel vergoeding voor krijgen. Uiteindelijk blijft er nog maar een heel beperkt percentage over, ik geloof 4%, dat ouders nog moeten betalen, oplopend naar het maximum urenbedrag. Als ouders in bepaalde trajecten zitten — re-integratie of een ander traject, waarin we proberen ze bijvoorbeeld weer aan het werk te krijgen — dan mag een gemeente het bedrag volledig voor haar rekening nemen. Als u dat anders zou willen, dan zou de wet moeten worden gewijzigd. U weet dat dat wel wat tijd kost, maar volgens mij is er met name met de ouders met een smalle beurs voldoende rekening gehouden is.

De heer Kwint (SP):
Ik vind het top dat de minister dat denkt, maar de feiten geven hem ongelijk. Je ziet in de grote steden gewoon een terugloop en inderdaad, dat gaat niet om ouders die in een re-integratietraject zitten of die werkloos zijn. Dat gaat specifiek om de groep arme, werkende ouders. Dan is misschien 4% of 5% van de totale kinderopvangkosten weinig geld voor de minister, voor mij, voor een groot deel van de hier aanwezigen. Sterker nog, misschien ook nog wel voor een deel van deze doelgroep. Maar je hebt wel vaak te maken met werkende armen die uit een situatie van bijvoorbeeld schulden komen en slechte ervaringen met instanties. We zien dat sinds die bijdrage, hoe klein ook, ingevoerd is, het percentage ouders dat hun kinderen van de voorschool haalt, precies in deze doelgroep, toeneemt. Dat zien niet alleen wij, dat zien ook de gemeenten. Die vragen niet voor niks: joh, verander nou die tittel en die jota in de wet, dat kleine stukje, zodat wij zelf die kosten op ons kunnen nemen. Die vraag komt toch niet totaal uit de lucht vallen?

Minister Slob:
Wij hebben in de afgelopen maanden ook overleg gehad met de G4-steden, waar inderdaad op sommige plekken, niet overal, een terugval was. Dat had ook te maken met de wijze waarop men in de periode daarvoor de financiën had georganiseerd. Omdat er inderdaad een wettelijke verplichting was, kwam men daardoor wat in de problemen. We zijn met ze aan de slag gegaan om te kijken op welke wijze je als je het op een goede manier invult, kunt voorkomen dat ouders in zo’n situatie terechtkomen. Ook binnen de wettelijke kaders die we nu hebben, is er voldoende ruimte om met name ouders tegemoet te komen die in een lastige financiële situatie zitten en die die financiën niet zomaar onbeperkt hebben. In dat opzicht proberen we vanuit de huidige wet- en regelgeving, die denk ik redelijk is, te zorgen dat de gemeentes zorgen dat dat op een goede manier wordt toegepast. Het verschilt overigens ook per gemeente of men wel of niet een probleem had. Het had ook te maken met de wijze waarop men in de periode daarvoor met de wet- en regelgeving was omgegaan.

De heer Kwint (SP):
Wat ik probeer te begrijpen en wat ik eigenlijk niet begrijp, is waar nu precies het bezwaar zit om tegemoet te komen aan deze wens van de gemeenten. Gemeenten zeggen: wij zien een terugval. Het zijn vast niet alle gemeenten, ongetwijfeld. Die zeggen dus: wij zien specifiek bij de doelgroep werkende armen met jonge kinderen dat taalachterstanden niet worden aangepakt op een manier zoals wij wel zouden willen dat die aangepakt worden, op een manier zoals het kabinet wil dat ze aangepakt worden en op een manier waarvan de gemeenten zeggen: wij betalen de rekening. Ik zou als minister met mijn shirt over mijn hoofd juichend over de gang rennen als zij zouden willen bijdragen om dat te doen …

De voorzitter:
Dat is nou geen aanbeveling.

De heer Kwint (SP):
Nou ja, ik gooi nu mijn eigen glazen in, geloof ik. Ik zou in ieder geval juichend over de gang rennen, ongeacht de outfit. Ik snap gewoon niet zo goed waar die weerstand zit.

Minister Slob:
Als de heer Kwint zo door de gang gaat lopen, kunnen we zijn tattoos wat beter zien. Maar …

De heer Kwint (SP):
Als u de wet wijzigt, dan overweeg ik het.

Minister Slob:
Ja, dan gaan we de prijzen opstapelen. Dat zou wel heel erg makkelijk zijn.

Voorzitter. U weet dat we fors investeren in de vve. Daar is zelfs extra geld bij gekomen. Ik weet dat er gemeentes zijn die het liefst de kinderopvang en de voorschool helemaal in elkaar willen schuiven. Wij hebben aangegeven dat ze dat mogen doen. De geldstromen zijn gewoon wisselend. De ene komt uit de socialezakenwetgeving voort en de andere komt uit de onderwijswetgeving voort. Dat heeft ook te maken met de verschillende doelstellingen die daaraan vastzitten. De kinderopvang heeft juist bevordering van werkgelegenheid, een prikkel enzovoort, arbeidspar … Ik zat even naar het woord te zoeken.

De voorzitter:
Participatie.

Minister Slob:
Participatie. Ja, ach. We gebruiken het zo vaak dat je het ook even kunt vergeten. Het heeft met arbeidsparticipatie te maken. De achterstandsmiddelen — ik vind dat trouwens een vervelend woord — de middelen voor het bevorderen van de kansengelijkheid hebben een ander doel. We belemmeren gemeentes niet om dat aan elkaar te verbinden, maar we vinden wel dat die geldstromen gescheiden moeten blijven. Omdat dat niet altijd in alle gemeentes goed gegaan is, zijn sommige ouders daardoor wat in de problemen gekomen. Er kwamen toen inderdaad terugvorderingen, waardoor er wat angst is ontstaan: oef, even oppassen. Dat begrijp ik ook. Door in gesprek te gaan met de gemeentes en met hen goed te spreken over wat de wettelijke kaders zijn, denken wij dat men het goed op de rit kan krijgen. Er zijn al grote gemeentes die daar een voorbeeld in zijn, waar het probleem niet speelt.

Kortom, we gaan er op deze wijze mee om. Ik zal het een keer opnieuw gaan vragen, want het is eventjes geleden dat ik er de laatste keer over gesproken heb. Maar ik heb de indruk dat in die gemeentes waar even die dip geweest is, het door goede communicatie en ondersteuning weer aan het aantrekken is. Ik zal dat nagaan. Dat beloof ik u. Wie weet kan ik dat volgende week melden bij het debat over kansengelijkheid naar aanleiding van de initiatiefnota van de Partij van de Arbeid.

———-

Selectie toezeggingen

De voorzitter:
Dat waren de moties. Ik kijk even of er nog een nagekomen bericht is. Dat is niet het geval. Voordat ik de vergadering sluit, neem ik nog even de toezeggingen met u door.
• In het najaar ontvangt de Kamer een voortgangsrapportage over stagediscriminatie.
• In het najaar ontvangt de Kamer een brief met een tussenbalans van de uitvoering van de Burgerschapsagenda.
• Kort na de zomer ontvangt de Kamer de kabinetsreactie op het interdepartementaal beleidsonderzoek Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt. Daarin wordt ook ingegaan op de keuzedelen in entreeopleidingen.
• De uitvoering van de motie-Van Meenen c.s. over de onderbouwing van de selectiecriteria hoger onderwijs wordt meegenomen in de Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek, die de Kamer eind 2019 ontvangt.
• De reactie op het TIAS-onderzoek over sturing van het onderwijs in ons onderwijsbestel wordt meegenomen in de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies over de educatieve infrastructuur, die de Kamer voor de zomer ontvangt.
• Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief over de middelen voor het strategisch personeelsbeleid. Daarin wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om de middelen te gebruiken voor het opleiden van zijinstromers.
• De Kamer ontvangt kort na het zomerreces de uitwerking van de stimulering van brede brugklassen, inclusief het bekostigingsmodel.
• De onderzoeken naar ontwikkelingen binnen het havo, zoals brede uitstroom en de daarvoor benodigde ondersteuning van docenten, zijn eind 2019 gereed en bereiken de Kamer begin 2020. Daarin wordt ook het afnemend onderwijsveld betrokken.
• Voor het zomerreces ontvangt de Kamer de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies Ruim baan voor leraren. Daarin wordt ook ingegaan op de voorstellen voor differentiatie binnen de pabo.

Minister Slob:
Ik heb nog een opmerking bij de zevende toezegging, over de brugklassen. De Kamer ontvangt de uitwerkingen van het bekostigingsmodel voor het vo, waar ook de uitwerking van de motie-Rog bij zit, die aan de brede brugklas raakt. Nu lijkt het net alsof dat het centrale punt is, maar het is wel onderdeel daarvan.

De voorzitter:
Ja, dat nemen we op in deze toezegging. Ik heb al gezegd dat volgende week dinsdag zal worden gestemd over de ingediende moties.